DSV(i)
7 Zal hij, gelijk zijn drek, in eeuwigheid vergaan; die hem gezien hadden, zullen zeggen: Waar is hij?
8 Hij zal wegvlieden als een droom, dat men hem niet vinden zal, en hij zal verjaagd worden als een gezicht des nachts.
9 Het oog, dat hem zag, zal het niet meer doen; en zijn plaats zal hem niet meer aanschouwen.