Daniel 1:7-10

DSV_Strongs(i)
  7 H8269 En de overste H5631 der kamerlingen H7760 H8799 gaf H8034 hun [andere] namen H1840 , en Daniel H7760 H8799 noemde hij H1095 Beltsazar H2608 , en Hananja H7714 Sadrach H4332 , en Misael H4335 Mesach H5838 , en Azarja H5664 Abed-nego.
  8 H1840 Daniel H7760 H8799 nu nam voor H3820 in zijn hart H1351 H8691 , dat hij zich niet zou ontreinigen H6598 met de stukken van de spijs H4428 des konings H3196 , noch met den wijn H4960 zijns dranks H1245 H8762 ; daarom verzocht hij H8269 van den overste H5631 der kamerlingen H1351 H8691 , dat hij zich niet mocht ontreinigen.
  9 H430 En God H5414 H8799 gaf H1840 Daniel H2617 genade H7356 en barmhartigheid H6440 voor het aangezicht H8269 van den overste H5631 der kamerlingen.
  10 H8269 Want de overste H5631 der kamerlingen H559 H8799 zeide H1840 tot Daniel H3373 : Ik vreze H113 mijn heer H4428 , den koning H3978 , die ulieder spijs H4960 , en ulieder drank H4487 H8765 verordend heeft H6440 ; want waarom zou hij ulieder aangezichten H2196 H8802 droeviger H7200 H8799 zien H3206 , dan der jongelingen H1524 , die in gelijkheid H7218 met ulieden zijn? Alzo zoudt gij mijn hoofd H4428 bij den koning H2325 H8765 schuldig maken.