Exodus 3

DSV_Strongs(i)
  1 H4872 En Mozes H1961 H8804 H7462 H8802 hoedde H6629 de kudde H3503 van Jethro H2859 H8802 , zijn schoonvader H3548 , den priester H4080 in Midian H5090 H8799 ; en hij leidde H6629 de kudde H310 achter H4057 de woestijn H935 H8799 , en hij kwam H2022 aan den berg H430 Gods H2722 , aan Horeb.
  2 H4397 En de Engel H3068 des HEEREN H7200 H8735 verscheen H3827 H784 hem in een vuurvlam H8432 uit het midden H5572 van een braambos H7200 H8799 ; en hij zag H5572 , en ziet, het braambos H1197 H8802 brandde H784 in het vuur H5572 , en het braambos H398 H8794 werd niet verteerd.
  3 H4872 En Mozes H559 H8799 zeide H5493 H8799 : Ik zal mij nu daarheen wenden H7200 H8799 , en bezien H1419 dat grote H4758 gezicht H4069 , waarom H5572 het braambos H1197 H8799 niet verbrandt.
  4 H3068 Toen de HEERE H7200 H8799 zag H5493 H8804 , dat hij zich daarheen wendde H7200 H8800 , om te bezien H7121 H8799 , zo riep H430 God H8432 tot hem uit het midden H5572 van het braambos H559 H8799 , en zeide H4872 : Mozes H4872 , Mozes H559 H8799 ! En hij zeide: Zie, [hier] ben ik!
  5 H559 H8799 En Hij zeide H7126 H8799 : Nader H1988 hier H5394 H8798 niet toe; trek H5275 uw schoenen H7272 uit van uw voeten H4725 ; want de plaats H834 , waarop H5975 H8802 gij staat H6944 , is heilig H127 land.
  6 H559 H8799 Hij zeide H430 voorts: Ik ben de God H1 uws vaders H430 , de God H85 van Abraham H430 , de God H3327 van Izak H430 en de God H3290 van Jakob H4872 . En Mozes H5641 H8686 verborg H6440 zijn aangezicht H3372 H8804 , want hij vreesde H430 God H5027 H8687 aan te zien.
  7 H3068 En de HEERE H559 H8799 zeide H7200 H8800 : Ik heb zeer H7200 H8804 wel gezien H6040 de verdrukking H5971 Mijns volks H4714 , hetwelk in Egypte H6818 is, en heb hun geschrei H8085 H8804 gehoord H6440 , vanwege H5065 H8802 hun drijvers H4341 ; want Ik heb hun smarten H3045 H8804 bekend.
  8 H3381 H8799 Daarom ben Ik nedergekomen H5337 H8687 , dat Ik het verlosse H3027 uit de hand H4714 der Egyptenaren H5927 H8687 , en het opvoere H776 uit dit land H2896 , naar een goed H7342 en ruim H776 land H776 , naar een land H2100 H8802 , vloeiende H2461 van melk H1706 en honig H4725 , tot de plaats H3669 der Kanaanieten H2850 , en der Hethieten H567 , en der Amorieten H6522 , en der Ferezieten H2340 , en der Hevieten H2983 , en der Jebusieten.
  9 H6818 En nu, zie, het geschrei H1121 der kinderen H3478 Israels H935 H8804 is tot Mij gekomen H7200 H8804 ; en ook heb Ik gezien H3906 de verdrukking H4714 , waarmede de Egyptenaars H3905 H8801 hen verdrukken.
  10 H3212 H8798 Zo kom H6547 nu, en Ik zal u tot Farao H7971 H8799 zenden H5971 , opdat gij Mijn volk H1121 (de kinderen H3478 Israels H4714 ) uit Egypte H3318 H8685 voert.
  11 H559 H8799 Toen zeide H4872 Mozes H430 tot God H6547 : Wie ben ik, dat ik tot Farao H3212 H8799 zou gaan H1121 ; en dat ik de kinderen H3478 Israels H4714 uit Egypte H3318 H8686 zou voeren?
  12 H559 H8799 Hij dan zeide H3588 : Ik zal voorzeker H5973 met u H1961 H8799 zijn H2088 , en dit H226 zal u een teken H3588 zijn, dat H595 Ik H7971 H8804 u gezonden heb H5971 : wanneer gij dit volk H4714 uit Egypte H3318 H8687 geleid hebt H430 , zult gijlieden God H5647 H8799 dienen H5921 op H2022 dezen berg.
  13 H559 H8799 Toen zeide H4872 Mozes H430 tot God H935 H8802 : Zie, wanneer ik kom H1121 tot de kinderen H3478 Israels H559 H8804 , en zeg H430 tot hen: De God H1 uwer vaderen H7971 H8804 heeft mij tot ulieden gezonden H559 H8804 ; en zij mij zeggen H8034 : Hoe is Zijn naam H559 H8799 ? wat zal ik tot hen zeggen?
  14 H430 En God H559 H8799 zeide H413 tot H4872 Mozes H1961 H8799 : IK ZAL ZIJN H834 , Die H1961 H8799 IK ZIJN ZAL H559 H8799 ! Ook zeide Hij H3541 : Alzo H1121 zult gij tot de kinderen H3478 Israels H559 H8799 zeggen H1961 H8799 : IK ZAL ZIJN H413 heeft mij tot H7971 H8804 ulieden gezonden!
  15 H559 H8799 Toen zeide H430 God H5750 verder H4872 tot Mozes H1121 : Aldus zult gij tot de kinderen H3478 Israels H559 H8799 zeggen H3068 : De HEERE H430 , de God H1 uwer vaderen H430 , de God H85 van Abraham H430 , de God H3327 van Izak H430 , en de God H3290 van Jakob H7971 H8804 , heeft mij tot ulieden gezonden H8034 ; dat is Mijn Naam H5769 eeuwiglijk H2143 , en dat is Mijn gedachtenis H1755 van geslacht H1755 tot geslacht.
  16 H3212 H8798 Ga heen H622 H8804 , en verzamel H2205 de oudsten H3478 van Israel H559 H8804 , en zeg H3068 tot hen: De HEERE H430 , de God H1 uwer vaderen H7200 H8738 , is mij verschenen H430 , de God H85 van Abraham H3327 , Izak H3290 en Jakob H559 H8800 , zeggende H6485 H8800 : Ik heb ulieden getrouwelijk H6485 H8804 bezocht H4714 , en hetgeen ulieden in Egypte H6213 H8803 is aangedaan;
  17 H559 H8799 Daarom heb Ik gezegd H6040 : Ik zal ulieden uit de verdrukking H4714 van Egypte H5927 H8686 opvoeren H776 , tot het land H3669 der Kanaanieten H2850 , en der Hethieten H567 , en der Amorieten H6522 , en der Ferezieten H2340 , en der Hevieten H2983 , en der Jebusieten H776 ; tot het land H2100 H8802 , vloeiende H2461 van melk H1706 en honig.
  18 H6963 En zij zullen uw stem H8085 H8804 horen H935 H8804 ; en gij zult gaan H2205 , gij en de oudsten H3478 van Israel H4428 , tot den koning H4714 van Egypte H559 H8804 , en gijlieden zult tot hem zeggen H3068 : De HEERE H430 , de God H5680 der Hebreen H7136 H8738 , is ons ontmoet H3212 H8799 ; zo laat ons nu toch gaan H1870 den weg H7969 van drie H3117 dagen H4057 in de woestijn H3068 , opdat wij den HEERE H430 , onzen God H2076 H8799 , offeren!
  19 H3045 H8804 Doch Ik weet H4428 , dat de koning H4714 van Egypte H5414 H8799 ulieden niet zal laten H1980 H8800 gaan H2389 , ook niet door een sterke H3027 hand.
  20 H3027 Want Ik zal Mijn hand H7971 H8804 uitstrekken H4714 , en Egypte H5221 H8689 slaan H6381 H8737 met al Mijn wonderen H7130 , die Ik in het midden H6213 H8799 van hetzelve doen zal H310 ; daarna H7971 H8762 zal hij ulieden laten vertrekken.
  21 H5971 En Ik zal dit volk H2580 genade H5414 H8804 geven H5869 in de ogen H4714 der Egyptenaren H3212 H8799 ; en het zal geschieden, wanneer gijlieden uitgaan zult H7387 , zo zult gij niet ledig H3212 H8799 uitgaan.
  22 H802 Maar [elke] vrouw H7934 zal van haar naburin H1481 H8802 , en van de waardin H1004 haars huizes H7592 H8804 , eisen H3701 zilveren H3627 vaten H2091 , en gouden H3627 vaten H8071 , en klederen H1121 ; die zult gijlieden op uw zonen H1323 , en op uw dochteren H7760 H8804 leggen H4714 , en gij zult Egypte H5337 H8765 beroven.