Exodus 34

DSV_Strongs(i)
  1 H559 H8799 Toen zeide H3068 de HEERE H4872 tot Mozes H6458 H8798 : Houw H8147 u twee H68 stenen H3871 tafelen H7223 , gelijk de eerste H3871 waren, zo zal Ik op de tafelen H3789 H8804 schrijven H1697 dezelfde woorden H7223 , die op de eerste H3871 tafelen H7665 H8765 geweest zijn, die gij gebroken hebt.
  2 H3559 H8737 En wees bereid H1242 tegen den morgenstond H1242 ; dat gij in den morgenstond H2022 op den berg H5514 Sinai H5927 H8804 klimt H5324 H8738 , en stel u H7218 aldaar voor Mij, op den top H2022 des bergs.
  3 H376 En niemand H5927 H8799 zal met u opklimmen H408 ; dat er ook H376 niemand H7200 H8735 gezien worde H2022 op den gansen berg H6629 ; ook het kleine vee H1241 , noch runderen H4136 zullen tegenover H2022 dezen berg H7462 H8799 niet weiden.
  4 H6458 H8799 Toen hieuw hij H8147 twee H68 stenen H3871 tafelen H7223 , gelijk de eerste H4872 ; en Mozes H7925 H0 stond H1242 des morgens H7925 H8686 vroeg op H5927 H8799 , en klom H2022 op den berg H5514 Sinai H3068 , gelijk als hem de HEERE H6680 H8765 geboden had H3947 H8799 ; en hij nam H8147 de twee H68 stenen H3871 tafelen H3027 in zijn hand.
  5 H3068 De HEERE H3381 H8799 nu kwam nederwaarts H6051 in een wolk H3320 H8691 , en stelde Zich H7121 H8799 aldaar bij hem; en Hij riep uit H8034 den Naam H3068 des HEEREN.
  6 H3068 Als nu de HEERE H6440 voor zijn aangezicht H5674 H8799 voorbijging H7121 H8799 , zo riep Hij H3068 : HEERE H3068 , HEERE H410 , God H7349 , barmhartig H2587 en genadig H750 H639 , lankmoedig H7227 en groot H2617 van weldadigheid H571 en waarheid.
  7 H2617 Die de weldadigheid H5341 H8802 bewaart H505 aan vele duizenden H5771 , Die de ongerechtigheid H6588 , en overtreding H2403 , en zonde H5375 H8802 vergeeft H5352 H8763 ; Die [den] [schuldige] geenszins H5352 H8762 onschuldig houdt H6485 H8802 , bezoekende H5771 de ongerechtigheid H1 der vaderen H1121 aan de kinderen H1121 , en aan de kindskinderen H8029 , in het derde H7256 en vierde [lid].
  8 H4872 Mozes H4116 H8762 nu haastte zich H6915 H8799 en neigde het hoofd H776 ter aarde H7812 H8691 , en hij boog zich.
  9 H559 H8799 En hij zeide H136 : Heere H2580 ! indien ik nu genade H4672 H8804 gevonden heb H5869 in Uw ogen H3212 H8799 , zo ga H136 nu de Heere H7130 in het midden H7186 H6203 van ons, want dit is een hardnekkig H5971 volk H5545 H8804 ; doch vergeef H5771 onze ongerechtigheid H2403 en onze zonde H5157 H8804 , en neem ons aan tot een erfdeel!
  10 H559 H8799 Toen zeide Hij H3772 H8802 : Zie, Ik maak H1285 een verbond H5971 ; voor uw ganse volk H6381 H8737 zal Ik wonderen H6213 H8799 doen H1254 H8738 , die niet geschapen zijn H776 op de ganse aarde H1471 , noch onder enige volken H5971 ; alzo dat dit ganse volk H7130 , in welks midden H3068 gij zijt, des HEEREN H4639 werk H7200 H8804 zien zal H3372 H8737 , dat het schrikkelijk is H6213 H8802 , hetwelk Ik met u doe.
  11 H8104 H8798 Onderhoudt gij H3117 hetgeen Ik u heden H6680 H8764 gebiede H6440 ! zie, Ik zal voor uw aangezicht H1644 H8802 uitdrijven H567 de Amorieten H3669 , en de Kanaanieten H2850 , en de Hethieten H6522 , en de Ferezieten H2340 , en de Hevieten H2983 , en de Jebusieten.
  12 H8104 H8734 Wacht u H1285 , dat gij toch geen verbond H3772 H8799 maakt H3427 H8802 met den inwoner H776 des lands H935 H8802 , waarin gij komen zult H4170 ; dat hij misschien niet tot een strik H7130 worde in het midden van u.
  13 H4196 Maar hun altaren H5422 H8799 zult gijlieden omwerpen H4676 , en hun opgerichte beelden H7665 H8762 zult gij verbreken H842 , en hun bossen H3772 H8799 zult gij afhouwen.
  14 H7812 H8691 (Want gij zult u niet buigen H312 voor een anderen H410 god H3068 ; want des HEEREN H8034 Naam H7067 is Ijveraar H7067 ! een ijverig H410 God is Hij!)
  15 H1285 Opdat gij misschien geen verbond H3772 H8799 maakt H3427 H8802 met den inwoner H776 van dat land H430 ; en zij hun goden H2181 H8804 H310 niet nahoereren H430 , noch hun goden H2076 H8804 offerande doen H7121 H8804 , en hij u nodigende H2077 , gij van hun offerande H398 H8804 etet.
  16 H1121 En gij voor uw zonen H3947 H8804 [vrouwen] neemt H1323 van hun dochteren H1323 ; en hun dochteren H430 , haar goden H2181 H8804 H310 nahoererende H1121 , maken, dat ook uw zonen H430 haar goden H2181 H8689 H310 nahoereren.
  17 H4541 Gij zult u geen gegoten H430 goden H6213 H8799 maken.
  18 H2282 Het feest H4682 der ongezuurde H8104 H8799 [broden] zult gij houden H7651 ; zeven H3117 dagen H4682 zult gij ongezuurde H398 H8799 [broden] eten H6680 H8765 , gelijk Ik u geboden heb H4150 , ter gezetter tijd H2320 der maand H24 Abib H2320 ; want in de maand H24 Abib H4714 zijt gij uit Egypte H3318 H8804 uitgegaan.
  19 H7358 Al wat de baarmoeder H6363 opent H4735 , is Mijn; ja, al uw vee H2142 H8735 , dat mannelijk H6363 zal geboren worden, openende H7794 [de] [baarmoeder] [van] het grote H7716 en kleine vee.
  20 H2543 Doch den ezel H6363 , die [de] [baarmoeder] opent H7716 , zult gij met een [stuk] klein vee H6299 H8799 lossen H6299 H8799 ; maar indien gij hem niet zult lossen H6202 H8804 , zo zult gij hem den nek breken H1060 . Al de eerstgeborenen H1121 uwer zonen H6299 H8799 zult gij lossen H6440 , en men zal voor Mijn aangezicht H7387 niet ledig H7200 H8735 verschijnen.
  21 H8337 Zes H3117 dagen H5647 H8799 zult gij arbeiden H7637 , maar op den zevenden H3117 dag H7673 H8799 zult gij rusten H2758 ; in den ploegtijd H7105 en in den oogst H7673 H8799 zult gij rusten.
  22 H2282 Het feest H7620 der weken H6213 H8799 zult gij ook houden H1061 , zijnde het feest der eerstelingen H2406 H7105 van den tarweoogst H2282 , en het feest H614 der inzameling H8141 , als het jaar H8622 om is.
  23 H2138 Al wat mannelijk H6471 H7969 is onder u zal driemaal H8141 in het jaar H7200 H8735 verschijnen H6440 voor het aangezicht H113 des Heeren H3068 HEEREN H430 , den God H3478 van Israel.
  24 H1471 Wanneer Ik de volken H6440 voor uw aangezicht H3423 H8686 uit de bezitting zal verdrijven H1366 , en uw landpalen H7337 H8689 verwijden H376 , dan zal niemand H776 uw land H2530 H8799 begeren H5927 H8800 , terwijl gij henen opgaan zult H7200 H8736 , om te verschijnen H6440 voor het aangezicht H3068 des HEEREN H430 uws Gods H6471 H7969 , driemaal H8141 in het jaar.
  25 H1818 Gij zult het bloed H2077 van Mijn slachtoffer H7819 H8799 niet offeren H2557 met gedesemd H2077 [brood]; het slachtoffer H2282 H6453 van het paasfeest H3885 H8799 zal ook niet vernachten H1242 tot den morgen.
  26 H7225 De eerstelingen H1061 van de eerste vruchten H127 uws lands H1004 zult gij in het huis H3068 des HEEREN H430 uws Gods H935 H8686 brengen H1423 . Gij zult het bokje H2461 in de melk H517 zijner moeder H1310 H8762 niet koken.
  27 H559 H8799 Verder zeide H3068 de HEERE H4872 tot Mozes H3789 H8798 : Schrijf H1697 u deze woorden H6310 ; want naar luid H1697 dezer woorden H1285 heb Ik een verbond H3478 met u en met Israel H3772 H8804 gemaakt.
  28 H3068 En hij was aldaar met den HEERE H705 , veertig H3117 dagen H705 en veertig H3915 nachten H398 H8804 ; hij at H3899 geen brood H8354 H8804 , en hij dronk H4325 geen water H3789 H8799 ; en Hij schreef H3871 op de tafelen H1697 de woorden H1285 des verbonds H6235 , de tien H1697 woorden.
  29 H4872 En het geschiedde, toen Mozes H2022 van den berg H5514 Sinai H3381 H8800 afging H8147 (de twee H3871 tafelen H5715 der getuigenis H3027 nu waren in de hand H4872 van Mozes H2022 , als hij van den berg H3381 H8800 afging H3045 H8804 ), zo wist H4872 Mozes H5785 niet, dat het vel H6440 zijns aangezichts H7160 H8804 glinsterde H1696 H8763 , toen Hij met hem sprak.
  30 H175 Als nu Aaron H1121 en al de kinderen H3478 Israels H4872 Mozes H7200 H8799 aanzagen H7160 H8804 , ziet, zo glinsterde H5785 het vel H6440 zijns aangezichts H3372 H8799 ; daarom vreesden zij H5066 H8800 tot hem toe te treden.
  31 H7121 H8799 Toen riep H4872 Mozes H175 hen; en Aaron H5387 , en al de oversten H5712 in de vergadering H7725 H8799 keerden weder H4872 tot hem; en Mozes H1696 H8762 sprak tot hen.
  32 H310 En daarna H5066 H8738 traden H1121 al de kinderen H3478 Israels H6680 H8762 toe; en hij gebood H3068 hun al wat de HEERE H1696 H8765 met hem gesproken had H2022 op den berg H5514 Sinai.
  33 H3615 H8762 Alzo eindigde H4872 Mozes H1696 H8763 met hen te spreken H4533 , en hij had een deksel H6440 op zijn aangezicht H5414 H8799 gelegd.
  34 H4872 Doch als Mozes H6440 voor het aangezicht H3068 des HEEREN H935 H8800 kwam H1696 H8763 , om met Hem te spreken H5493 H8686 , zo nam hij H4533 het deksel H3318 H8800 af, totdat hij uitging H3318 H8804 ; en nadat hij uitgegaan was H1696 H8765 , zo sprak hij H1121 tot de kinderen H3478 Israels H6680 H8792 , wat hem geboden was.
  35 H7200 H8804 Zo zagen H1121 dan de kinderen H3478 Israels H6440 het aangezicht H4872 van Mozes H5785 , dat het vel H6440 van het aangezicht H4872 van Mozes H7160 H8804 glinsterde H7725 H0 ; derhalve deed H4872 Mozes H4533 het deksel H7725 H8689 weder H6440 op zijn aangezicht H935 H8800 , totdat hij inging H1696 H8763 om met Hem te spreken.