DSV_Strongs(i)
1
H559 H8799
Toen zeide
H3068
de HEERE
H4872
tot Mozes
H6458 H8798
: Houw
H8147
u twee
H68
stenen
H3871
tafelen
H7223
, gelijk de eerste
H3871
waren, zo zal Ik op de tafelen
H3789 H8804
schrijven
H1697
dezelfde woorden
H7223
, die op de eerste
H3871
tafelen
H7665 H8765
geweest zijn, die gij gebroken hebt.
2
H3559 H8737
En wees bereid
H1242
tegen den morgenstond
H1242
; dat gij in den morgenstond
H2022
op den berg
H5514
Sinai
H5927 H8804
klimt
H5324 H8738
, en stel u
H7218
aldaar voor Mij, op den top
H2022
des bergs.
3
H376
En niemand
H5927 H8799
zal met u opklimmen
H408
; dat er ook
H376
niemand
H7200 H8735
gezien worde
H2022
op den gansen berg
H6629
; ook het kleine vee
H1241
, noch runderen
H4136
zullen tegenover
H2022
dezen berg
H7462 H8799
niet weiden.
4
H6458 H8799
Toen hieuw hij
H8147
twee
H68
stenen
H3871
tafelen
H7223
, gelijk de eerste
H4872
; en Mozes
H7925 H0
stond
H1242
des morgens
H7925 H8686
vroeg op
H5927 H8799
, en klom
H2022
op den berg
H5514
Sinai
H3068
, gelijk als hem de HEERE
H6680 H8765
geboden had
H3947 H8799
; en hij nam
H8147
de twee
H68
stenen
H3871
tafelen
H3027
in zijn hand.
5
H3068
De HEERE
H3381 H8799
nu kwam nederwaarts
H6051
in een wolk
H3320 H8691
, en stelde Zich
H7121 H8799
aldaar bij hem; en Hij riep uit
H8034
den Naam
H3068
des HEEREN.
6
H3068
Als nu de HEERE
H6440
voor zijn aangezicht
H5674 H8799
voorbijging
H7121 H8799
, zo riep Hij
H3068
: HEERE
H3068
, HEERE
H410
, God
H7349
, barmhartig
H2587
en genadig
H750 H639
, lankmoedig
H7227
en groot
H2617
van weldadigheid
H571
en waarheid.
7
H2617
Die de weldadigheid
H5341 H8802
bewaart
H505
aan vele duizenden
H5771
, Die de ongerechtigheid
H6588
, en overtreding
H2403
, en zonde
H5375 H8802
vergeeft
H5352 H8763
; Die [den] [schuldige] geenszins
H5352 H8762
onschuldig houdt
H6485 H8802
, bezoekende
H5771
de ongerechtigheid
H1
der vaderen
H1121
aan de kinderen
H1121
, en aan de kindskinderen
H8029
, in het derde
H7256
en vierde [lid].
8
H4872
Mozes
H4116 H8762
nu haastte zich
H6915 H8799
en neigde het hoofd
H776
ter aarde
H7812 H8691
, en hij boog zich.
9
H559 H8799
En hij zeide
H136
: Heere
H2580
! indien ik nu genade
H4672 H8804
gevonden heb
H5869
in Uw ogen
H3212 H8799
, zo ga
H136
nu de Heere
H7130
in het midden
H7186 H6203
van ons, want dit is een hardnekkig
H5971
volk
H5545 H8804
; doch vergeef
H5771
onze ongerechtigheid
H2403
en onze zonde
H5157 H8804
, en neem ons aan tot een erfdeel!
10
H559 H8799
Toen zeide Hij
H3772 H8802
: Zie, Ik maak
H1285
een verbond
H5971
; voor uw ganse volk
H6381 H8737
zal Ik wonderen
H6213 H8799
doen
H1254 H8738
, die niet geschapen zijn
H776
op de ganse aarde
H1471
, noch onder enige volken
H5971
; alzo dat dit ganse volk
H7130
, in welks midden
H3068
gij zijt, des HEEREN
H4639
werk
H7200 H8804
zien zal
H3372 H8737
, dat het schrikkelijk is
H6213 H8802
, hetwelk Ik met u doe.
11
H8104 H8798
Onderhoudt gij
H3117
hetgeen Ik u heden
H6680 H8764
gebiede
H6440
! zie, Ik zal voor uw aangezicht
H1644 H8802
uitdrijven
H567
de Amorieten
H3669
, en de Kanaanieten
H2850
, en de Hethieten
H6522
, en de Ferezieten
H2340
, en de Hevieten
H2983
, en de Jebusieten.
12
H8104 H8734
Wacht u
H1285
, dat gij toch geen verbond
H3772 H8799
maakt
H3427 H8802
met den inwoner
H776
des lands
H935 H8802
, waarin gij komen zult
H4170
; dat hij misschien niet tot een strik
H7130
worde in het midden van u.
13
H4196
Maar hun altaren
H5422 H8799
zult gijlieden omwerpen
H4676
, en hun opgerichte beelden
H7665 H8762
zult gij verbreken
H842
, en hun bossen
H3772 H8799
zult gij afhouwen.
14
H7812 H8691
(Want gij zult u niet buigen
H312
voor een anderen
H410
god
H3068
; want des HEEREN
H8034
Naam
H7067
is Ijveraar
H7067
! een ijverig
H410
God is Hij!)
15
H1285
Opdat gij misschien geen verbond
H3772 H8799
maakt
H3427 H8802
met den inwoner
H776
van dat land
H430
; en zij hun goden
H2181 H8804 H310
niet nahoereren
H430
, noch hun goden
H2076 H8804
offerande doen
H7121 H8804
, en hij u nodigende
H2077
, gij van hun offerande
H398 H8804
etet.
16
H1121
En gij voor uw zonen
H3947 H8804
[vrouwen] neemt
H1323
van hun dochteren
H1323
; en hun dochteren
H430
, haar goden
H2181 H8804 H310
nahoererende
H1121
, maken, dat ook uw zonen
H430
haar goden
H2181 H8689 H310
nahoereren.
18
H2282
Het feest
H4682
der ongezuurde
H8104 H8799
[broden] zult gij houden
H7651
; zeven
H3117
dagen
H4682
zult gij ongezuurde
H398 H8799
[broden] eten
H6680 H8765
, gelijk Ik u geboden heb
H4150
, ter gezetter tijd
H2320
der maand
H24
Abib
H2320
; want in de maand
H24
Abib
H4714
zijt gij uit Egypte
H3318 H8804
uitgegaan.
19
H7358
Al wat de baarmoeder
H6363
opent
H4735
, is Mijn; ja, al uw vee
H2142 H8735
, dat mannelijk
H6363
zal geboren worden, openende
H7794
[de] [baarmoeder] [van] het grote
H7716
en kleine vee.
20
H2543
Doch den ezel
H6363
, die [de] [baarmoeder] opent
H7716
, zult gij met een [stuk] klein vee
H6299 H8799
lossen
H6299 H8799
; maar indien gij hem niet zult lossen
H6202 H8804
, zo zult gij hem den nek breken
H1060
. Al de eerstgeborenen
H1121
uwer zonen
H6299 H8799
zult gij lossen
H6440
, en men zal voor Mijn aangezicht
H7387
niet ledig
H7200 H8735
verschijnen.
21
H8337
Zes
H3117
dagen
H5647 H8799
zult gij arbeiden
H7637
, maar op den zevenden
H3117
dag
H7673 H8799
zult gij rusten
H2758
; in den ploegtijd
H7105
en in den oogst
H7673 H8799
zult gij rusten.
22
H2282
Het feest
H7620
der weken
H6213 H8799
zult gij ook houden
H1061
, zijnde het feest der eerstelingen
H2406 H7105
van den tarweoogst
H2282
, en het feest
H614
der inzameling
H8141
, als het jaar
H8622
om is.
23
H2138
Al wat mannelijk
H6471 H7969
is onder u zal driemaal
H8141
in het jaar
H7200 H8735
verschijnen
H6440
voor het aangezicht
H113
des Heeren
H3068
HEEREN
H430
, den God
H3478
van Israel.
24
H1471
Wanneer Ik de volken
H6440
voor uw aangezicht
H3423 H8686
uit de bezitting zal verdrijven
H1366
, en uw landpalen
H7337 H8689
verwijden
H376
, dan zal niemand
H776
uw land
H2530 H8799
begeren
H5927 H8800
, terwijl gij henen opgaan zult
H7200 H8736
, om te verschijnen
H6440
voor het aangezicht
H3068
des HEEREN
H430
uws Gods
H6471 H7969
, driemaal
H8141
in het jaar.
25
H1818
Gij zult het bloed
H2077
van Mijn slachtoffer
H7819 H8799
niet offeren
H2557
met gedesemd
H2077
[brood]; het slachtoffer
H2282 H6453
van het paasfeest
H3885 H8799
zal ook niet vernachten
H1242
tot den morgen.
26
H7225
De eerstelingen
H1061
van de eerste vruchten
H127
uws lands
H1004
zult gij in het huis
H3068
des HEEREN
H430
uws Gods
H935 H8686
brengen
H1423
. Gij zult het bokje
H2461
in de melk
H517
zijner moeder
H1310 H8762
niet koken.
27
H559 H8799
Verder zeide
H3068
de HEERE
H4872
tot Mozes
H3789 H8798
: Schrijf
H1697
u deze woorden
H6310
; want naar luid
H1697
dezer woorden
H1285
heb Ik een verbond
H3478
met u en met Israel
H3772 H8804
gemaakt.
28
H3068
En hij was aldaar met den HEERE
H705
, veertig
H3117
dagen
H705
en veertig
H3915
nachten
H398 H8804
; hij at
H3899
geen brood
H8354 H8804
, en hij dronk
H4325
geen water
H3789 H8799
; en Hij schreef
H3871
op de tafelen
H1697
de woorden
H1285
des verbonds
H6235
, de tien
H1697
woorden.
29
H4872
En het geschiedde, toen Mozes
H2022
van den berg
H5514
Sinai
H3381 H8800
afging
H8147
(de twee
H3871
tafelen
H5715
der getuigenis
H3027
nu waren in de hand
H4872
van Mozes
H2022
, als hij van den berg
H3381 H8800
afging
H3045 H8804
), zo wist
H4872
Mozes
H5785
niet, dat het vel
H6440
zijns aangezichts
H7160 H8804
glinsterde
H1696 H8763
, toen Hij met hem sprak.
30
H175
Als nu Aaron
H1121
en al de kinderen
H3478
Israels
H4872
Mozes
H7200 H8799
aanzagen
H7160 H8804
, ziet, zo glinsterde
H5785
het vel
H6440
zijns aangezichts
H3372 H8799
; daarom vreesden zij
H5066 H8800
tot hem toe te treden.
31
H7121 H8799
Toen riep
H4872
Mozes
H175
hen; en Aaron
H5387
, en al de oversten
H5712
in de vergadering
H7725 H8799
keerden weder
H4872
tot hem; en Mozes
H1696 H8762
sprak tot hen.
32
H310
En daarna
H5066 H8738
traden
H1121
al de kinderen
H3478
Israels
H6680 H8762
toe; en hij gebood
H3068
hun al wat de HEERE
H1696 H8765
met hem gesproken had
H2022
op den berg
H5514
Sinai.
33
H3615 H8762
Alzo eindigde
H4872
Mozes
H1696 H8763
met hen te spreken
H4533
, en hij had een deksel
H6440
op zijn aangezicht
H5414 H8799
gelegd.
34
H4872
Doch als Mozes
H6440
voor het aangezicht
H3068
des HEEREN
H935 H8800
kwam
H1696 H8763
, om met Hem te spreken
H5493 H8686
, zo nam hij
H4533
het deksel
H3318 H8800
af, totdat hij uitging
H3318 H8804
; en nadat hij uitgegaan was
H1696 H8765
, zo sprak hij
H1121
tot de kinderen
H3478
Israels
H6680 H8792
, wat hem geboden was.
35
H7200 H8804
Zo zagen
H1121
dan de kinderen
H3478
Israels
H6440
het aangezicht
H4872
van Mozes
H5785
, dat het vel
H6440
van het aangezicht
H4872
van Mozes
H7160 H8804
glinsterde
H7725 H0
; derhalve deed
H4872
Mozes
H4533
het deksel
H7725 H8689
weder
H6440
op zijn aangezicht
H935 H8800
, totdat hij inging
H1696 H8763
om met Hem te spreken.