DSV_Strongs(i)
2
H1121 H120
Mensenkind
H3427 H8802
! gij woont
H8432
in het midden
H4805
van een wederspannig
H1004
huis
H5869
, dewelke ogen
H7200 H8800
hebben om te zien
H7200 H8804
, en niet zien
H241
, oren
H8085 H8800
hebben om te horen
H8085 H8804
, en niet horen
H4805
, want zij zijn een wederspannig
H1004
huis.
3
H1121 H120
Daarom gij, mensenkind
H6213 H8798
, maak
H3627
u gereedschap
H1473
van vertrekking
H1540 H8798
; en vertrek
H3119
bij dag
H5869
voor hun ogen
H1540 H8804
; en gij zult vertrekken
H4725
van uw plaats
H312
tot een andere
H4725
plaats
H5869
voor hun ogen
H7200 H8799
; misschien zullen zij het merken
H4805
, hoewel zij een wederspannig
H1004
huis zijn.
4
H3627
Gij zult dan uw gereedschap
H3119
bij dag
H5869
voor hun ogen
H3318 H8689
uitbrengen
H3627
, als het gereedschap
H1473
dergenen, die vertrekken
H6153
; daarna zult gij in den avond
H3318 H8799
uitgaan
H5869
voor hun ogen
H4161
, gelijk zij uitgaan
H1473
, die vertrekken.
5
H2864 H8798
Doorgraaf
H7023
u den wand
H5869
voor hun ogen
H3318 H8689
, en breng daardoor [uw] [gereedschap] uit.
6
H5869
Voor hun ogen
H3802
zult gij het op de schouders
H5375 H8799
dragen
H5939
, in donker
H3318 H8686
zult gij het uitbrengen
H6440
; uw aangezicht
H3680 H8762
zult gij bedekken
H776
, dat gij het land
H7200 H8799
niet ziet
H1004
; want Ik heb u den huize
H3478
Israels
H4159
tot een wonderteken
H5414 H8804
gegeven.
7
H6213 H8799
En ik deed
H6680 H8795
alzo, gelijk als mij bevolen was
H3318 H0
; ik bracht
H3627
mijn gereedschap
H3318 H8689
uit
H3119
bij dag
H3627
, als het gereedschap
H1473
dergenen, die vertrekken
H6153
; daarna in den avond
H2864 H8804
doorgroef ik
H7023
mij den wand
H3027
met de hand
H3318 H8689
; ik bracht het uit
H5939
in donker
H5375 H8804
, [en] ik droeg
H3802
het op den schouder
H5869
voor hun ogen.
9
H1121 H120
Mensenkind
H1004
, heeft niet het huis
H3478
Israels
H4805
, het wederspannig
H1004
huis
H559 H8804
, tot u gezegd
H6213 H8802
: Wat doet gij?
10
H559 H8798
Zeg
H559 H8804
tot hen: Alzo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H4853
: Deze last
H5387
is [tegen] den vorst
H3389
te Jeruzalem
H1004
, en het ganse huis
H3478
Israels
H8432
, dat in het midden van hen is.
11
H559 H8798
Zeg
H4159
: Ik ben ulieder wonderteken
H6213 H8804
; gelijk als ik gedaan heb
H6213 H8735
, alzo zal hun gedaan worden
H1473
; zij zullen door wegvoering
H7628
in de gevangenis
H3212 H8799
heengaan.
12
H5387
En de vorst
H8432
, die in het midden
H3802
van hen is, zal [het] [gereedschap] op den schouder
H5375 H8799
dragen
H5939
in donker
H3318 H8799
, en hij zal uitgaan
H7023
; zij zullen door den wand
H2864 H8799
graven
H3318 H8687
, om [hem] daardoor uit te brengen
H6440
; hij zal zijn aangezicht
H3680 H8762
bedekken
H3282
, opdat
H5869
hij met het oog
H776
de aarde
H7200 H8799
niet zie.
13
H7568
Ik zal ook Mijn net
H6566 H8804
over hem uitspreiden
H4686
, dat hij in Mijn jachtgaren
H8610 H8738
gegrepen worde
H935 H8689
; en Ik zal hem brengen
H894
in Babylonie
H776
, het land
H3778
der Chaldeen
H7200 H8799
; ook zal hij dat niet zien
H4191 H8799
, hoewel hij daar sterven zal.
14
H5439
En allen, die rondom
H5828
hem zijn [tot] zijn hulp
H102
, en al zijn benden
H7307
zal Ik in alle winden
H2219 H8762
verstrooien
H2719
; en Ik zal het zwaard
H310
achter
H7324 H8686
hen uittrekken.
15
H3045 H8804
Alzo zullen zij weten
H3068
, dat Ik de HEERE
H1471
ben, wanneer Ik hen onder de heidenen
H6327 H8687
verspreiden
H776
en hen in de landen
H2219 H8765
verstrooien zal.
16
H4557
Doch Ik zal van hen weinige
H582
lieden
H3498 H8689
doen overblijven
H2719
van het zwaard
H7458
, van den honger
H1698
en van de pestilentie
H8441
; opdat zij al hun gruwelen
H5608 H8762
vertellen
H1471
onder de heidenen
H935 H8804
, waarhenen zij komen zullen
H3045 H8804
, en zij zullen weten
H3068
, dat Ik de HEERE ben.
18
H1121 H120
Mensenkind
H3899
, gij zult uw brood
H398 H8799
eten
H7494
met beven
H4325
, en uw water
H7269
zult gij met beroerte
H1674
en met kommer
H8354 H8799
drinken.
19
H5971
En gij zult tot het volk
H127
des lands
H559 H8804
zeggen
H559 H8804
: Alzo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H3427 H8802
, van de inwoners
H3389
van Jeruzalem
H776
, in het land
H3478
Israels
H3899
: Zij zullen hun brood
H1674
met kommer
H398 H8799
eten
H4325
, en hun water
H8078
zullen zij met verbaasdheid
H8354 H8799
drinken
H776
, omdat hun land
H3456 H8799
woest zal worden
H4393
van zijn volheid
H2555
, vanwege het geweld
H3427 H8802
van al degenen, die daarin wonen;
20
H3427 H8737
En de bewoonde
H5892
steden
H2717 H8799
zullen woest worden
H776
, en het land
H8077
zal een wildernis
H3045 H8804
zijn; en gij zult weten
H3068
, dat Ik de HEERE ben.
22
H1121 H120
Mensenkind
H4912
, wat is dit voor een spreekwoord
H127
, [dat] gijlieden hebt in het land
H3478
Israels
H559 H8800
, zeggende
H3117
: de dagen
H748 H8799
zullen verlengd worden
H2377
, en al het gezicht
H6 H8804
zal vergaan?
23
H559 H8798
Daarom zeg
H559 H8804
tot hen: Alzo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H4912
: Ik zal dit spreekwoord
H7673 H8689
doen ophouden
H4911 H8799
, dat zij het niet meer ten spreekwoord gebruiken zullen
H3478
in Israel
H1696 H8761
. Maar spreek
H3117
tot hen: De dagen
H7126 H8804
zijn nabij gekomen
H1697
, en het woord
H2377
van ieder gezicht.
24
H7723
Want geen ijdel
H2377
gezicht
H2509
zal er meer wezen, noch vleiende
H4738
waarzegging
H8432
, in het midden
H1004
van het huis
H3478
Israels.
25
H3068
Want Ik ben de HEERE
H1696 H8762
, Ik zal spreken
H1697
; het woord
H1696 H8762
, dat Ik zal spreken
H6213 H8735
, zal gedaan worden
H4900 H8735
, [de] [tijd] zal niet meer uitgesteld worden
H3117
; want in uw dagen
H4805
, o wederspannig
H1004
huis
H1697
, zal Ik een woord
H1696 H8762
spreken
H6213 H8804
, en hetzelve doen
H5002 H8803
, spreekt
H136
de Heere
H3069
HEERE.