Ezekiel 29

DSV_Strongs(i)
  1 H6224 In het tiende H8141 jaar H6224 , in de tiende H8147 H6240 [maand], op den twaalfden H2320 der maand H3068 , geschiedde des HEEREN H1697 woord H559 H8800 tot mij, zeggende:
  2 H1121 H120 Mensenkind H7760 H8798 ! zet H6440 uw aangezicht H6547 tegen Farao H4428 , den koning H4714 van Egypte H5012 H8734 , en profeteer H4714 tegen hem, en tegen het ganse Egypte.
  3 H1696 H8761 Spreek H559 H8804 en zeg H559 H8804 : Zo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H6547 : Zie, Ik [wil] aan u, o Farao H4428 , koning H4714 van Egypte H1419 ! dien groten H8577 zeedraak H8432 , die in het midden H2975 zijner rivieren H7257 H8802 ligt H559 H8804 ; die daar zegt H2975 : Mijn rivier H6213 H8804 is de mijne, en ik heb [die] voor mij gemaakt.
  4 H2397 H8676 H2397 Maar Ik zal haken H3895 in uw kaken H5414 H8804 doen H1710 , en den vis H2975 uwer rivieren H7193 aan uw schubben H1692 H8689 doen kleven H8432 ; en Ik zal u uit het midden H2975 uwer rivieren H5927 H8689 optrekken H1710 , en al de vis H2975 uwer rivieren H7193 zal aan uw schubben H1692 H8799 kleven.
  5 H5203 H8804 En Ik zal u verlaten H4057 in de woestijn H1710 , u en al den vis H2975 uwer rivieren H6440 ; op het open H7704 veld H5307 H8799 zult gij vallen H622 H8735 ; gij zult niet verzameld H6908 H8735 noch vergaderd worden H2416 ; aan het gedierte H776 der aarde H5775 en aan het gevogelte H8064 des hemels H402 heb Ik u ter spijze H5414 H8804 gegeven.
  6 H3427 H8802 En al de inwoners H4714 van Egypte H3045 H8804 zullen weten H3068 , dat Ik de HEERE H1004 ben, omdat zij den huize H3478 Israels H4938 H7070 een rietstaf geweest zijn.
  7 H3709 Als zij u bij uw hand H8610 H8800 grepen H7533 H8735 , zo werdt gij gebroken H1234 H8804 , en spleet H3802 hun alle zijden H8172 H8736 ; en als zij op u leunden H7665 H8735 , zo werdt gij verbroken H4975 , en liet alle lenden H5976 H8689 op zichzelven staan.
  8 H559 H8804 Daarom zo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H2719 : Zie, Ik zal het zwaard H935 H8688 over u brengen H120 , en Ik zal uit u mens H929 en beest H3772 H8689 uitroeien.
  9 H776 H4714 En Egypteland H8077 zal worden tot een wildernis H2723 en woestheid H3045 H8804 , en zij zullen weten H3068 , dat Ik de HEERE H559 H8804 ben; omdat hij zegt H2975 : De rivier H6213 H8804 is mijn, en ik heb [die] gemaakt.
  10 H2975 Daarom, zie, Ik [wil] aan u en aan uw rivier H776 H4714 ; en Ik zal Egypteland H5414 H8804 stellen H2721 tot woeste H2723 wilde H8077 eenzaamheden H4024 , van den toren H5482 van Syene H1366 af, tot aan de landpale H3568 van Morenland.
  11 H7272 H120 Geen mensenvoet H5674 H8799 zal door hetzelve doorgaan H7272 H929 , en geen beestenvoet H5674 H8799 zal door hetzelve doorgaan H705 , en het zal veertig H8141 jaren H3427 H8799 onbewoond zijn.
  12 H776 H4714 Want Ik zal Egypteland H5414 H8804 stellen H8077 [tot] een verwoesting H8432 in het midden H8074 H8737 der verwoeste H776 landen H5892 , en zijn steden H8077 zullen een woestheid H8432 zijn in het midden H2717 H8716 der verwoeste H5892 steden H705 , veertig H8141 jaren H4714 ; en Ik zal de Egyptenaars H6327 H8689 verstrooien H1471 onder de heidenen H2219 H8765 , en zal hen verspreiden H776 in de landen.
  13 H559 H8804 Maar zo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H7093 : Ten einde H705 van veertig H8141 jaren H4714 zal Ik de Egyptenaars H6908 H8762 vergaderen H5971 uit de volken H6327 H8738 , waarhenen zij verstrooid zijn geworden.
  14 H7622 En Ik zal de gevangenis H4714 der Egyptenaren H7725 H8804 wenden H7725 H8689 , en hen wederbrengen H776 in het land H6624 van Pathros H776 , in het land H4351 huns koophandels H8217 ; en aldaar zullen zij een nederig H4467 koninkrijk zijn.
  15 H8217 En het zal nederiger H4467 zijn dan de [andere] koninkrijken H5375 H8691 , en zich niet meer verheffen H1471 boven de heidenen H4591 H8689 ; want Ik zal hen verminderen H7287 H8800 , dat zij niet zullen heersen H1471 over de heidenen.
  16 H1004 En het zal den huize H3478 Israels H4009 niet meer zijn tot een vertrouwen H5771 , dat der ongerechtigheid H2142 H8688 doet gedenken H310 , wanneer zij naar H6437 H8800 henlieden omzien H3045 H8804 ; maar zij zullen weten H136 , dat Ik de Heere H3069 HEERE ben.
  17 H7651 Voorts gebeurde het in het zeven H6242 en twintigste H8141 jaar H7223 , in de eerste H259 [maand], op den eersten H2320 der maand H1697 , [dat] het woord H3068 des HEEREN H559 H8800 tot mij geschiedde, zeggende:
  18 H1121 H120 Mensenkind H5019 ! Nebukadrezar H4428 , de koning H894 van Babel H2428 , heeft zijn heir H1419 een groten H5656 dienst H5647 H8689 doen dienen H6865 tegen Tyrus H7218 ; alle hoofden H7139 H8716 zijn kaal geworden H3802 , en alle zijden H4803 H8803 zijn uitgeplukt H2428 ; en noch hij, noch zijn heir H7939 heeft loon H6865 gehad vanwege Tyrus H5656 , voor den dienst H5647 H8804 , dien hij tegen haar gediend heeft.
  19 H559 H8804 Daarom, zo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H5019 : Zie, Ik zal Nebukadrezar H4428 , den koning H894 van Babel H776 H4714 , Egypteland H5414 H8802 geven H1995 ; en hij zal deszelfs menigte H5375 H8804 wegvoeren H7998 , en deszelfs buit H7997 H8804 buiten H957 , en deszelfs roof H962 H8804 roven H7939 , en het zal het loon H2428 zijn voor zijn heir.
  20 H6468 [Tot] zijn arbeidsloon H5647 H8804 , omdat hij tegen haar gediend heeft H776 H4714 , heb Ik hem Egypteland H5414 H8804 gegeven H6213 H8804 , omdat zij voor Mij gewrocht hebben H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE.
  21 H3117 Te dien dage H7161 zal Ik den hoorn H1004 van het huis H3478 Israels H6779 H8686 doen uitspruiten H6610 , en u opening H6310 des monds H5414 H8799 geven H8432 in het midden H3045 H8804 van hen; en zij zullen weten H3068 , dat Ik de HEERE ben.