DSV_Strongs(i)
2
H3068
HEERE
H8088
! als ik Uw rede
H8085 H8804
gehoord heb
H3372 H8804
, heb ik gevreesd
H6467
; Uw werk
H3068
, o HEERE
H2421 H8761
! behoud dat in het leven
H7130
in het midden
H8141
der jaren
H3045 H8686
, maak het bekend
H7130
in het midden
H8141
der jaren
H7267
; in den toorn
H2142 H8799
gedenk
H7355 H8763
des ontfermens.
3
H433
God
H935 H8799
kwam
H4480
van
H8487
Theman
H6918
, en de Heilige
H4480
van
H2022
den berg
H6290
Paran
H5542
. Sela
H1935
. Zijn heerlijkheid
H3680 H8765
bedekte
H8064
de hemelen
H776
, en het aardrijk
H4390 H8804
was vol
H8416
van Zijn lof.
4
H1961 H8799
En er was
H5051
een glans
H216
als des lichts
H7161
, Hij had hoornen
H4480
aan
H3027
Zijn hand
H8033
, en aldaar
H5797
was Zijn sterkte
H2253
verborgen.
5
H6440
Voor Zijn aangezicht
H3212 H8799
ging
H1698
de pestilentie
H7565
, en de vurige kool
H3318 H0
ging
H7272
voor Zijn voeten
H3318 H8799
henen.
6
H5975 H8804
Hij stond
H4128 H8787
, en mat
H776
het land
H7200 H8804
, Hij zag toe
H5425 H0
, en maakte
H1471
de heidenen
H5425 H8686
los
H5703
, en de gedurige
H2042
bergen
H6327 H8691
zijn verstrooid geworden
H1389
; de heuvelen
H5769
der eeuwigheid
H7817 H8804
hebben zich gebogen
H1979
; de gangen
H5769
der eeuw zijn Zijne.
7
H7200 H8804
Ik zag
H168
de tenten
H3572
van Kusan
H8478
onder
H205
de ijdelheid
H3407
; de gordijnen
H776
des lands
H4080
van Midian
H7264 H8799
schudden.
8
H3068
Was de HEERE
H2734 H8804
ontstoken
H5104
tegen de rivieren
H518
?
H639
Was Uw toorn
H5104
tegen de rivieren
H518
,
H5678
was Uw verbolgenheid
H3220
tegen de zee
H3588
, toen
H5921
Gij op Uw
H5483
paarden
H7392 H8799
reedt
H4818
? Uw wagens
H3444
waren heil.
9
H6181
De naakte
H5783 H8735
grond werd ontbloot
H7198
[door] Uw boog
H7621
, [om] de eden
H4294
, aan de stammen
H562
gedaan [door] het woord
H5542
. Sela
H5104
. Gij hebt de rivieren
H776
der aarde
H1234 H8762
gekloofd.
10
H2022
De bergen
H7200 H8804
zagen
H2342 H8799
U, [en] leden smart
H2230 H4325
; de waterstroom
H5674 H8804
ging door
H8415
, de afgrond
H5414 H8804
gaf
H6963
zijn stem
H5375 H8804
, hij hief
H3027
zijn zijden
H7315
op [in] de hoogte.
11
H8121
De zon
H3394
en de maan
H5975 H8804
stonden stil
H2073
in [haar] woning
H216
; met het licht
H1980 H8762
gingen
H2671
Uw pijlen
H5051
daarhenen, met glans
H1300
Uw bliksemende
H2595
spies.
12
H2195
Met gramschap
H6805 H8799
tradt Gij
H776
[door] het land
H639
, met toorn
H1758 H8799
dorstet Gij
H1471
de heidenen.
13
H3318 H8804
Gij toogt uit
H3468
tot verlossing
H5971
Uws volks
H3468
, tot verlossing
H4899
met Uw Gezalfde
H4272 H8804
; Gij doorwonddet
H7218
het hoofd
H4480
van
H1004
het huis
H7563
des goddelozen
H6168 H8763
, ontblotende
H3247
den grond
H5704
tot
H6677
den hals
H5542
toe. Sela.
14
H5344 H8804
Gij doorboordet
H4294
met zijn staven
H7218
het hoofd
H6518
zijner dorplieden
H5590 H8799
; zij hebben gestormd
H6327 H8687
, om mij te verstrooien
H5951
; die zich verheugden
H3644
, alsof
H6041
zij de ellendigen
H4565
in het verborgen
H398 H8800
zouden opeten.
15
H1869 H8804
Gij betradt
H5483
[met] Uw paarden
H3220
de zee
H7227
; de geweldige
H4325
wateren
H2563
werden een hoop.
16
H8085 H8804
Als ik het hoorde
H990
, zo werd mijn buik
H7264 H8799
beroerd
H6963
; voor de stem
H8193
hebben mijn lippen
H6750 H8804
gebeefd
H7538
; verrotting
H935 H8799
kwam
H6106
in mijn gebeente
H7264 H8799
, en ik werd beroerd
H8478
in mijn plaats
H5117 H8799
. Zekerlijk, ik zal rusten
H3117
ten dage
H6869
der benauwdheid
H5927 H8800
, als hij optrekken zal
H5971
tegen het volk
H1464 H8799
, dat hij het met benden aanvalle.
17
H3588
Alhoewel
H8384
de vijgeboom
H3808
niet
H6524 H8799
bloeien zal
H369 H0
, en geen
H2981
vrucht
H1612
aan den wijnstok
H369
zijn zal
H4639
, dat het werk
H2132
des olijfbooms
H3584 H8765
liegen zal
H7709
, en de velden
H3808
geen
H400
spijze
H6213 H8804
voortbrengen
H6629
; dat men de kudde
H4480
uit
H4356
de kooi
H1504 H8804
afscheuren zal
H369 H0
, en dat er geen
H1241
rund
H7517
in de stallingen
H369
wezen zal;