Isaiah 51

DSV_Strongs(i)
  1 H8085 H8798 Hoort H6664 naar Mij, gij, die de gerechtigheid H7291 H8802 najaagt H3068 , gij, die den HEERE H1245 H8764 zoekt H5027 H8685 ! aanschouwt H6697 den rotssteen H2672 H8795 , [waaruit] gijlieden gehouwen zijt H4718 , en de holligheid H953 des bornputs H5365 H8795 , [waaruit] gij gegraven zijt.
  2 H5027 H8685 Aanschouwt H85 Abraham H1 , ulieder vader H8283 , en Sara H2342 H8787 , [die] ulieden gebaard heeft H7121 H8804 ; want Ik riep H259 hem, toen hij [nog] alleen H1288 H8762 was, en Ik zegende H7235 H8686 hem, en Ik vermenigvuldigde hem.
  3 H3068 Want de HEERE H6726 zal Sion H5162 H8765 troosten H5162 H8765 , Hij zal troosten H2723 al haar woeste plaatsen H4057 , en Hij zal haar woestijn H7760 H8799 maken H5731 als Eden H6160 , en haar wildernis H1588 als den hof H3068 des HEEREN H8342 ; vreugde H8057 en blijdschap H4672 H8735 zal daarin gevonden worden H8426 , dankzegging H6963 en een stem H2172 des gezangs.
  4 H7181 H8685 Luistert H5971 naar Mij, Mijn volk H3816 ! en Mijn lieden H238 H8685 , neigt naar Mij het oor H8451 ! want een wet H3318 H8799 zal van Mij uitgaan H4941 , en Ik zal Mijn recht H7280 H8686 doen rusten H216 tot een licht H5971 der volken.
  5 H6664 Mijn gerechtigheid H7138 is nabij H3468 , Mijn heil H3318 H8804 trekt uit H2220 , en Mijn armen H5971 zullen de volken H8199 H8799 richten H339 ; op Mij zullen de eilanden H6960 H8762 wachten H2220 , en op Mijn arm H3176 H8762 zullen zij hopen.
  6 H5375 H8798 Heft H5869 ulieder ogen H8064 op naar den hemel H5027 H8685 , en aanschouwt H776 de aarde H8064 beneden; want de hemel H6227 zal als een rook H4414 H8738 verdwijnen H776 , en de aarde H899 zal als een kleed H1086 H8799 verouden H3427 H8802 , en haar inwoners H3644 H3654 zullen van gelijken H4191 H8799 sterven H3444 ; maar Mijn heil H5769 zal in eeuwigheid H6666 zijn, Mijn gerechtigheid H2865 H8735 zal niet verbroken worden.
  7 H8085 H8798 Hoort H6664 naar Mij, gijlieden, die de gerechtigheid H3045 H8802 kent H5971 , gij volk H3820 , in welks hart H8451 Mijn wet H3372 H8799 is! vreest H2781 niet de smaadheid H582 van den mens H1421 , en voor hun smaadredenen H2865 H8735 ontzet u niet.
  8 H6211 Want de mot H398 H8799 zal ze opeten H899 als een kleed H5580 , en het schietwormpje H398 H8799 zal ze opeten H6785 als wol H6666 ; maar Mijn gerechtigheid H5769 zal in eeuwigheid H3444 zijn, en Mijn heil H1755 van geslacht H1755 tot geslachten.
  9 H5782 H8798 Ontwaak H5782 H8798 , ontwaak H3847 H0 , trek H5797 sterkte H3847 H8798 aan H2220 , Gij arm H3068 des HEEREN H5782 H8798 ! ontwaak H6924 als in de verledene H3117 dagen H1755 , [als] [in] de geslachten H5769 van ouds H7294 ; zijt Gij het niet, Die Rahab H2672 H8688 uitgehouwen hebt H8577 , Die den zeedraak H2490 H8781 verwond hebt?
  10 H3220 Zijt Gij het niet, Die de zee H4325 , de wateren H7227 des groten H8415 afgronds H2717 H8688 , droog gemaakt hebt H4615 ? Die de diepten H3220 der zee H7760 H8804 gemaakt hebt H1870 tot een weg H1350 H8803 , opdat de verlosten H5674 H8800 daardoor gingen?
  11 H6299 H8803 Alzo zullen de vrijgekochten H3068 des HEEREN H7725 H8799 wederkeren H7440 , en met gejuich H6726 tot Sion H935 H8804 komen H5769 ; en eeuwige H8057 blijdschap H7218 zal op hun hoofd H8342 wezen; vreugde H8057 en blijdschap H5381 H8686 zullen zij aangrijpen H3015 , treuring H585 en zuchting H5127 H8804 zullen wegvlieden.
  12 H5162 H8764 Ik, Ik ben het, Die u troost H3372 H8799 ; wie zijt gij, dat gij vreest H582 voor den mens H4191 H8799 , die sterven zal H120 ? en voor eens mensen H1121 kind H2682 , [dat] hooi H5414 H8735 worden zal?
  13 H7911 H8799 En vergeet H3068 den HEERE H6213 H8802 , Die u gemaakt heeft H8064 , Die de hemelen H5186 H8802 heeft uitgebreid H776 , en de aarde H3245 H8801 gegrond heeft H6342 H8762 , en vreest H8548 geduriglijk H3117 den gansen dag H6440 , vanwege H2534 de grimmigheid H6693 H8688 des benauwers H834 , wanneer H3559 H8790 hij zich bereidt H7843 H8687 om te verderven H2534 ? Waar is dan de grimmigheid H6693 H8688 des benauwers?
  14 H6808 H8802 De omzwevende gevangene H4116 H8765 zal haastelijk H6605 H8736 los gelaten worden H7845 ; en hij zal in den kuil H4191 H8799 niet sterven H3899 , en zijn brood H2637 H8799 zal [hem] niet ontbreken.
  15 H3068 Want Ik ben de HEERE H430 , uw God H3220 , Die de zee H7280 H8802 klieft H1530 , dat haar golven H1993 H8799 bruisen H3068 ; HEERE H6635 der heirscharen H8034 is Zijn Naam.
  16 H7760 H8799 En Ik leg H1697 Mijn woorden H6310 in uw mond H3680 H8765 , en bedek H6738 u onder de schaduw H3027 Mijner hand H8064 ; om den hemel H5193 H8800 te planten H776 , en om de aarde H3245 H8800 te gronden H559 H8800 , en om te zeggen H6726 tot Sion H5971 : Gij zijt Mijn volk.
  17 H5782 H8708 Waak op H5782 H8708 , waak op H6965 H8798 , sta op H3389 , Jeruzalem H8354 H8804 ! gij, die gedronken hebt H3027 van de hand H3068 des HEEREN H3563 den beker H2534 Zijner grimmigheid H6907 ; den droesem H3563 van den beker H8653 der zwijmeling H8354 H8804 hebt gij gedronken H4680 H8804 , [ja], uitgezogen.
  18 H1121 Er is niemand van al de kinderen H3205 H8804 , [die] zij gebaard heeft H5095 H8764 , die haar zachtjes leidt H1121 ; en niemand van al de kinderen H1431 H8765 , [die] zij opgevoed heeft H3027 , die haar bij de hand H2388 H8688 grijpt.
  19 H8147 Deze twee H7122 H8802 dingen zijn u wedervaren H5110 H8799 , wie heeft medelijden H7701 met u? Er is verwoesting H7667 , en verbreking H7458 , en honger H2719 , en zwaard H5162 H8762 , [door] wien zal Ik u troosten?
  20 H1121 Uw kinderen H5968 H8795 zijn in bezwijming gevallen H7901 H8804 , zij liggen H7218 vooraan H2351 op alle straten H8377 , gelijk een wilde os H4364 in het net H4392 ; zij zijn vol H2534 van de grimmigheid H3068 des HEEREN H1606 , van de schelding H430 uws Gods.
  21 H8085 H8798 Daarom hoort H6041 nu dit, gij bedrukten H7937 H8803 ! en gij dronkenen H3196 , maar niet van wijn!
  22 H559 H8804 Alzo zegt H113 de Heere H3068 , de HEERE H430 en uw God H5971 , [Die] Zijns volks H7378 H8799 zaak twisten zal H3947 H8804 : Zie, Ik neem H3563 den beker H8653 der zwijmeling H3027 van uw hand H6907 , den droesem H3563 van den beker H2534 Mijner grimmigheid H3254 H8686 ; gij zult dien voortaan niet meer H8354 H8800 drinken.
  23 H3013 H8688 Maar Ik zal hem dien, die u bedroefd hebben H3027 , in de hand H7760 H8804 zetten H5315 , die tot uw ziel H559 H8804 zeiden H7812 H8798 : Buig u neder H5674 H8799 , dat wij over [u] gaan H7760 H8799 ; en gij legdet H1460 uw rug H776 neder als aarde H2351 , en als een straat H5674 H8802 dergenen, die daarover gaan.