Jeremiah 30

DSV_Strongs(i)
  1 H1697 Het woord H3414 , dat tot Jeremia H3068 geschied is van den HEERE H559 H8800 , zeggende:
  2 H559 H8804 Zo spreekt H3068 de HEERE H430 , de God H3478 Israels H559 H8800 , zeggende H3789 H8798 : Schrijf H1697 u al de woorden H1696 H8765 , die Ik tot u gesproken heb H5612 , in een boek.
  3 H3117 Want zie, de dagen H935 H8802 komen H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE H7622 , dat Ik de gevangenis H5971 van Mijn volk H3478 , Israel H3063 en Juda H7725 H8804 , wenden zal H559 H8804 , zegt H3068 de HEERE H7725 H8689 ; en Ik zal hen wederbrengen H776 in het land H1 , dat Ik hun vaderen H5414 H8804 gegeven heb H3423 H8804 , en zij zullen het erfelijk bezitten.
  4 H1697 En dit zijn de woorden H3068 , die de HEERE H1696 H8765 gesproken heeft H3478 van Israel H3063 en van Juda.
  5 H559 H8804 Want zo zegt H3068 de HEERE H8085 H8804 : Wij horen H6963 een stem H2731 der verschrikking H6343 ; er is vrees H7965 en geen vrede.
  6 H7592 H8798 Vraagt H7200 H8798 toch en ziet H2145 , of een manspersoon H3205 H8802 baart H7200 H8804 ? Waarom zie Ik H1397 [dan] eens iegelijken mans H3027 handen H2504 op zijn lenden H3205 H8802 , als van een barende H6440 [vrouw], en alle aangezichten H2015 H8738 veranderd H3420 in bleekheid?
  7 H1945 O wee H3117 ! want die dag H1419 is zo groot H369 , dat zijns gelijke niet geweest is H6256 ; en het is een tijd H6869 van benauwdheid H3290 voor Jakob H3467 H8735 ; nog zal hij daaruit verlost worden.
  8 H3117 Want het zal te dien dage H5002 H8803 geschieden, spreekt H3068 de HEERE H6635 der heirscharen H5923 , [dat] Ik zijn juk H6677 van uw hals H7665 H8799 verbreken H4147 , en uw banden H5423 H8762 verscheuren zal H2114 H8801 ; en vreemden H5647 H8799 zullen zich niet meer van hem doen dienen.
  9 H5647 H8804 Maar zij zullen dienen H3068 den HEERE H430 , hun God H4428 , en hun koning H1732 David H6965 H8686 , dien Ik hun verwekken zal.
  10 H3372 H8799 Gij dan, vrees H5650 niet, o Mijn knecht H3290 Jakob H5002 H8803 ! spreekt H3068 de HEERE H2865 H8735 , ontzet u H3478 niet, Israel H7350 ! want zie, Ik zal u uit verre H3467 H8688 [landen] verlossen H2233 , en uw zaad H776 uit het land H7628 hunner gevangenis H3290 ; en Jakob H7725 H8804 zal wederkomen H8252 H8804 , en stil H7599 H8768 en gerust zijn H2729 H8688 , en er zal niemand zijn, die [hem] verschrikke.
  11 H5002 H8803 Want Ik ben met u, spreekt H3068 de HEERE H3467 H8687 , om u te verlossen H3617 ; want Ik zal een voleinding H6213 H8799 maken H1471 met al de heidenen H6327 H8689 , waarhenen Ik u verstrooid heb H3617 ; maar met u zal Ik geen voleinding H6213 H8799 maken H3256 H8765 ; maar Ik zal u kastijden H4941 met mate H5352 H8763 , en u niet gans H5352 H8762 onschuldig houden.
  12 H559 H8804 Want zo zegt H3068 de HEERE H7667 : Uw breuk H605 H8803 is dodelijk H4347 , uw plage H2470 H8737 is smartelijk.
  13 H1779 Er is niemand, die uw zaak H1777 H8802 oordeelt H4205 , aangaande het gezwel H8585 H7499 ; gij hebt geen heelpleisters.
  14 H157 H8764 Al uw liefhebbers H7911 H8804 hebben u vergeten H1875 H8799 , zij vragen H5221 H8689 niet naar u; want Ik heb u geslagen H341 H8802 [met] eens vijands H4347 plage H4148 , [met] de kastijding H394 eens wreden H7230 ; om de grootheid H5771 uwer ongerechtigheid H2403 , [omdat] uw zonden H6105 H8804 machtig veel zijn.
  15 H2199 H8799 Wat krijt gij H7667 over uw breuk H4341 , [dat] uw smart H605 H8803 dodelijk H7230 is? Om de grootheid H5771 uwer ongerechtigheid H2403 , [omdat] uw zonden H6105 H8804 machtig veel zijn H6213 H8804 , heb Ik u deze dingen gedaan.
  16 H398 H8802 Daarom, allen, die u opeten H398 H8735 , zullen opgegeten worden H6862 , en al uw wederpartijders H3212 H8799 , zij allen zullen gaan H7628 in gevangenis H7601 H8802 H8675 H8154 H8802 ; en die u beroven H4933 , zullen ter beroving H962 H8802 zijn, en allen, die u plunderen H957 , zal Ik ter plundering H5414 H8799 overgeven.
  17 H724 Want Ik zal u de gezondheid H5927 H8686 doen rijzen H4347 , en u van uw plagen H7495 H8799 genezen H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE H7121 H8804 ; omdat zij u noemen H5080 H8737 : De verdrevene H6726 . Het is Sion H1875 H8802 , [zeggen] [zij]; niemand vraagt naar haar.
  18 H559 H8804 Zo zegt H3068 de HEERE H7622 : Ziet, Ik zal de gevangenis H168 der tenten H3290 Jakobs H7725 H8802 wenden H4908 , en Mij over hun woningen H7355 H8762 ontfermen H5892 ; en de stad H1129 H8738 zal herbouwd worden H8510 op haar hoop H759 , en het paleis H3427 H8799 zal liggen H4941 naar zijn wijze.
  19 H8426 En van hen zal dankzegging H3318 H8804 uitgaan H6963 , en een stem H7832 H8764 der spelenden H7235 H8689 ; en Ik zal hen vermeerderen H4591 H8799 , en zij zullen niet verminderd worden H3513 H8689 , en Ik zal hen verheerlijken H6819 H8799 , en zij zullen niet gering worden.
  20 H1121 En zijn zonen H6924 zullen zijn als eertijds H5712 , en zijn gemeente H6440 zal voor Mijn aangezicht H3559 H8735 bevestigd worden H6485 H8804 ; en Ik zal bezoeking doen H3905 H8801 over al zijn onderdrukkers.
  21 H117 En zijn Heerlijke H4910 H8802 zal uit hem zijn, en zijn Heerser H7130 uit het midden H3318 H8799 van hem voortkomen H7126 H8689 ; en Ik zal hem doen naderen H5066 H8738 , en hij zal tot Mij genaken H3820 ; want wie is hij, die met zijn hart H6148 H8804 borg worde H5066 H8800 , om tot Mij te genaken H5002 H8803 ? spreekt H3068 de HEERE.
  22 H5971 En gij zult Mij tot een volk H430 zijn, en Ik zal u tot een God zijn.
  23 H5591 Ziet, een onweder H3068 des HEEREN H2534 , een grimmigheid H3318 H8804 is uitgegaan H1641 H8706 , een aanhoudend H5591 onweder H2342 H8799 ; het zal blijven H7218 op het hoofd H7563 der goddelozen.
  24 H2740 De hittigheid H3068 van des HEEREN H639 toorn H7725 H8799 zal zich niet afwenden H6213 H8800 , totdat Hij gedaan H6965 H8687 , en totdat Hij daargesteld zal hebben H4209 de gedachten H3820 Zijns harten H319 ; in het laatste H3117 der dagen H995 H8709 zult gij daarop letten.