DSV_Strongs(i)
4
H559 H8799
Zo zeiden
H8269
de vorsten
H4428
tot den koning
H376
: Laat toch dezen man
H4191 H8714
gedood worden
H3651
; want aldus
H7503 H0
maakt hij
H3027
de handen
H582 H4421
der krijgslieden
H5892
, die in deze stad
H7604 H8737
zijn overgebleven
H3027
, en de handen
H5971
des gansen volks
H7503 H8764
slap
H1697
, alzulke woorden
H1696 H8763
tot hen sprekende
H376
; want deze man
H1875 H8802
zoekt
H7965
den vrede
H5971
dezes volks
H7451
niet, maar het kwaad.
5
H4428
En de koning
H6667
Zedekia
H559 H8799
zeide
H3027
: Ziet, hij is in uw hand
H4428
; want de koning
H1697
zou geen ding
H3201 H8799
tegen u vermogen.
6
H3947 H8799
Toen namen zij
H3414
Jeremia
H7993 H8686
en wierpen
H953
hem in den kuil
H4441
van Malchia
H1121
, den zoon
H4428
van Hammelech
H2691
, die in het voorhof
H4307
der bewaring
H7971 H0
was, en zij lieten
H3414
Jeremia
H7971 H8762
af
H2256
met zelen
H953
; in den kuil
H4325
nu was geen water
H2916
, maar slijk
H3414
; en Jeremia
H2883 H8799
zonk
H2916
in het slijk.