Jeremiah 38:4-6

DSV_Strongs(i)
  4 H559 H8799 Zo zeiden H8269 de vorsten H4428 tot den koning H376 : Laat toch dezen man H4191 H8714 gedood worden H3651 ; want aldus H7503 H0 maakt hij H3027 de handen H582 H4421 der krijgslieden H5892 , die in deze stad H7604 H8737 zijn overgebleven H3027 , en de handen H5971 des gansen volks H7503 H8764 slap H1697 , alzulke woorden H1696 H8763 tot hen sprekende H376 ; want deze man H1875 H8802 zoekt H7965 den vrede H5971 dezes volks H7451 niet, maar het kwaad.
  5 H4428 En de koning H6667 Zedekia H559 H8799 zeide H3027 : Ziet, hij is in uw hand H4428 ; want de koning H1697 zou geen ding H3201 H8799 tegen u vermogen.
  6 H3947 H8799 Toen namen zij H3414 Jeremia H7993 H8686 en wierpen H953 hem in den kuil H4441 van Malchia H1121 , den zoon H4428 van Hammelech H2691 , die in het voorhof H4307 der bewaring H7971 H0 was, en zij lieten H3414 Jeremia H7971 H8762 af H2256 met zelen H953 ; in den kuil H4325 nu was geen water H2916 , maar slijk H3414 ; en Jeremia H2883 H8799 zonk H2916 in het slijk.