DSV_Strongs(i)
1
H5414 H8799
Och, dat
H7218
mijn hoofd
H4325
water
H5869
ware, en mijn oog
H4726
een springader
H1832
van tranen
H3119
! zo zou ik dag
H3915
en nacht
H1058 H8799
bewenen
H2491
de verslagenen
H1323
van de dochter
H5971
mijns volks.
2
H5414 H8799
Och, dat
H4057
ik in de woestijn
H4411
een herberg
H732 H8802
der wandelaars
H5971
had, zo zou ik mijn volk
H5800 H8799
verlaten
H3212 H8799
, en van hen trekken
H5003 H8764
; want zij zijn allen overspelers
H898 H8802
, een trouweloze
H6116
hoop.
3
H1869 H8686
En zij spannen
H3956
hun tong
H7198
[als] hun boog
H8267
[tot] leugen
H1396 H8804
; zij worden geweldig
H776
in het land
H530
, doch niet tot waarheid
H3318 H8804
; want zij gaan voort
H7451
van boosheid
H7451
tot boosheid
H3045 H8804
, maar Mij kennen zij
H5002 H8803
niet, spreekt
H3068
de HEERE.
4
H8104 H8734
Wacht u
H376
, een iegelijk
H7453
van zijn vriend
H982 H8799
, en vertrouwt
H251
niet op enigen broeder
H251
; want elk broeder
H6117 H8800
doet niet dan
H6117 H8799
bedriegen
H7453
, en elk vriend
H1980 H8799
wandelt
H7400
[in] achterklap.
5
H2048 H8762
En zij handelen bedriegelijk
H376
, een ieder
H7453
met zijn vriend
H1696 H8762
, en spreken
H571
de waarheid
H3925 H8765
niet; zij leren
H3956
hun tong
H8267
leugen
H1696 H8763
spreken
H3811 H8738
, zij maken zich moede
H5753 H8687
met verkeerdelijk te handelen.
6
H3427 H8800
Uw woning
H8432
is in het midden
H4820
van bedrog
H4820
; door bedrog
H3985 H8765
weigeren zij
H3045 H8800
Mij te kennen
H5002 H8803
, spreekt
H3068
de HEERE.
7
H559 H8804
Daarom zegt
H3068
de HEERE
H6635
der heirscharen
H6884 H8802
alzo: Ziet, Ik zal hen smelten
H974 H8804
en zal hen beproeven
H6213 H8799
; want hoe zou Ik [anders] doen
H6440
ten aanzien
H1323
der dochter
H5971
Mijns volks?
8
H3956
Hun tong
H2671 H7819 H8803
is een moordpijl
H1696 H8765
, zij spreekt
H4820
bedrog
H1696 H8762
; een ieder spreekt
H7453
met zijn naaste
H7965
[van] vrede
H6310
met zijn mond
H7130
, maar in zijn binnenste
H7760 H8799
legt hij
H696
lagen.
9
H6485 H8799
Zou Ik hen om deze dingen niet bezoeken
H5002 H8803
? spreekt
H3068
de HEERE
H5315
; zou Mijn ziel
H5358 H8691
zich niet wreken
H1471
aan zulk een volk, als dit is?
10
H1065
Ik zal een geween
H5092
en een weeklage
H5375 H8799
opheffen
H2022
over de bergen
H7015
, en een klaaglied
H4999
over de herdershutten
H4057
der woestijn
H3341 H8738
; want zij zijn afgebrand
H376
, dat er niemand
H5674 H8802
doorgaat
H8085 H8804
, en men hoort
H6963
er geen stem
H4735
van vee
H5775
; van de vogelen
H8064
des hemels
H929
aan tot de beesten
H5074 H8804
toe zijn zij weggezworven
H1980 H8804
, doorgegaan!
11
H3389
En Ik zal Jeruzalem
H5414 H8804
stellen
H1530
tot [steen] hopen
H4583
, [tot] een woning
H8577
der draken
H5892
; en de steden
H3063
van Juda
H5414 H8799
zal Ik stellen
H8077
[tot] een verwoesting
H3427 H8802
, zonder inwoner.
12
H2450
Wie is de wijze
H376
man
H995 H8799
, die dit versta
H6310
? En tot wien heeft de mond
H3068
des HEEREN
H1696 H8765
gesproken
H5046 H8686
, dat hij het verkondige
H776
, waarom het land
H6 H8804
vergaan
H3341 H8738
[en] afgebrand zij
H4057
als een woestijn
H5674 H8802
, dat er niemand doorgaat?
13
H3068
En de HEERE
H559 H8799
zeide
H8451
: Omdat zij Mijn wet
H6440
, die Ik voor hun aangezicht
H5414 H8804
gegeven had
H5800 H8800
, verlaten hebben
H6963
, en naar Mijn stem
H8085 H8804
niet gehoord
H1980 H8804
, noch daarnaar gewandeld hebben;
14
H3212 H8799
Maar hebben gewandeld
H310
naar
H8307
het goeddunken
H3820
huns harten
H310
, en naar
H1168
de Baals
H1
, hetwelk hun vaders
H3925 H8765
hun geleerd hadden.
15
H559 H8804
Daarom zegt
H3068
de HEERE
H6635
der heirscharen
H430
, de God
H3478
Israels
H5971
, alzo: Ziet, Ik zal dit volk
H398 H8688
spijzen
H3939
met alsem
H8248 H8689
, en Ik zal hen drenken
H4325 H7219
met gallewater;
16
H6327 H8689
En Ik zal hen verstrooien
H1471
onder de heidenen
H3045 H8804
, die zij niet gekend hebben
H1
, zij noch hun vaders
H2719
; en Ik zal het zwaard
H310
achter
H7971 H8765
hen zenden
H3615 H8763
, totdat Ik hen verteerd zal hebben.
17
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H6635
der heirscharen
H995 H8708
: Merkt daarop
H7121 H8798
, en roept
H6969 H8789
klaagvrouwen
H935 H8799
, dat zij komen
H7971 H8798
; en zendt henen
H2450
naar de wijze
H935 H8799
[vrouwen], dat zij komen.
18
H4116 H8762
En haasten
H5092
, en een weeklage
H5375 H8799
over ons opheffen
H5869
, dat onze ogen
H1832
van tranen
H3381 H8799
nederdalen
H6079
, en onze oogleden
H4325
van water
H5140 H8799
vlieten.
19
H6963
Want er is een stem
H5092
van weeklage
H8085 H8738
gehoord
H6726
uit Sion
H7703 H8795
: Hoe zijn wij verstoord
H3966
! wij zijn zeer
H954 H8804
beschaamd
H776
, omdat wij het land
H5800 H8804
hebben verlaten
H4908
, omdat zij onze woningen
H7993 H8689
hebben omgeworpen.
20
H8085 H8798
Hoort
H3068
dan des HEEREN
H1697
woord
H802
, gij vrouwen
H241
! en uw oor
H3947 H8799
ontvange
H1697
het woord
H6310
Zijns monds
H3925 H8761
, en leert
H1323
uw dochters
H5092
weeklagen
H802
, en elke
H7468
een haar metgezellin
H7015
klaagliederen.
21
H4194
Want de dood
H5927 H8804
is geklommen
H2474
in onze vensteren
H759
, hij is in onze paleizen
H935 H8804
gekomen
H5768
, om de kinderkens
H3772 H8687
uit te roeien
H2351
van de wijken
H970
, de jongelingen
H7339
van de straten.
22
H1696 H8761
Spreek
H5002 H8803
: Zo spreekt
H3068
de HEERE
H5038
: Ja, een dood lichaam
H120
des mensen
H5307 H8804
zal liggen
H1828
, als mest
H6440
op het open
H7704
veld
H5995
, en als een garve
H310
achter
H7114 H8802
den maaier
H622 H8764
, die niemand opzamelt.
23
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H2450
: Een wijze
H1984 H8691
beroeme zich
H2451
niet in zijn wijsheid
H1368
, en de sterke
H1984 H8691
beroeme zich
H1369
niet in zijn sterkheid
H6223
; een rijke
H1984 H8691
beroeme zich
H6239
niet in zijn rijkdom;
24
H1984 H8693
Maar die zich beroemt
H1984 H8691
, beroeme zich
H7919 H8687
hierin, dat hij verstaat
H3045 H8800
, en Mij kent
H3068
, dat Ik de HEERE
H6213 H8802
ben, doende
H2617
weldadigheid
H4941
, recht
H6666
en gerechtigheid
H776
op de aarde
H2654 H8804
, want in die dingen heb Ik lust
H5002 H8803
, spreekt
H3068
de HEERE.
25
H3117
Ziet, de dagen
H935 H8802
komen
H5002 H8803
, spreekt
H3068
de HEERE
H6485 H8804
, dat Ik bezoeking zal doen
H4135 H8803
over alle besnedenen
H6190
, met degenen, die de voorhuid hebben;
26
H4714
Over Egypte
H3063
, en over Juda
H123
, en over Edom
H1121
, en over de kinderen
H5983
Ammons
H4124
, en over Moab
H6285
, en over allen, die aan de hoeken
H7112 H8803
afgekort zijn
H4057
, die in de woestijn
H3427 H8802
wonen
H1471
; want al de heidenen
H6189
hebben de voorhuid
H1004
, maar het ganse huis
H3478
Israels
H6189
heeft de voorhuid
H3820
des harten.