Job 27

DSV_Strongs(i)
  1 H347 En Job H3254 H8686 ging voort H4912 zijn spreuk H5375 H8800 op te heffen H559 H8799 , en zeide:
  2 H410 [Zo] [waarachtig] [als] God H2416 leeft H4941 , Die mijn recht H5493 H8689 weggenomen heeft H7706 , en de Almachtige H5315 , Die mijner ziel H4843 H8689 bitterheid heeft aangedaan!
  3 H3588 Zo H3605 lang H5750 als H5397 mijn adem H7307 in mij zal zijn, en het geblaas H433 Gods H639 in mijn neus;
  4 H518 Indien H8193 mijn lippen H5766 onrecht H1696 H8762 zullen spreken H518 , en indien H3956 mijn tong H7423 bedrog H1897 H8799 zal uitspreken!
  5 H2486 Het zij verre H518 van mij, dat H853 ik ulieden H6663 H8686 rechtvaardigen zou H5704 ; totdat H1478 H8799 ik den geest zal gegeven hebben H8538 , zal ik mijn oprechtigheid H4480 van H3808 mij niet H5493 H8686 wegdoen.
  6 H6666 Aan mijn gerechtigheid H2388 H8689 zal ik vasthouden H3808 , en zal ze niet H7503 H8686 laten varen H3824 ; mijn hart H3808 zal [die] niet H2778 H8799 versmaden H4480 van H3117 mijn dagen.
  7 H341 H8802 Mijn vijand H1961 H8799 zij H7563 als de goddeloze H6965 H8693 , en die zich tegen mij opmaakt H5767 , als de verkeerde.
  8 H3588 Want H4100 wat H8615 is de verwachting H2611 des huichelaars H3588 , als H1214 H8799 hij zal gierig geweest zijn H3588 , wanneer H433 God H5315 zijn ziel H7953 H8799 zal uittrekken?
  9 H410 Zal God H6818 zijn geroep H8085 H8799 horen H3588 , als H6869 benauwdheid H5921 over H935 H8799 hem komt?
  10 H518   H6026 H8691 Zal hij zich verlustigen H5921 in H7706 den Almachtige H433 ? Zal hij God H7121 H8799 aanroepen H3605 te aller H6256 tijd?
  11 H853 Ik zal ulieden H3384 H8686 leren H3027 van de hand H410 Gods H834 ; wat H5973 bij H7706 den Almachtige H3808 is, zal ik niet H3582 H8762 verhelen.
  12 H2005 Ziet H859 , gij zelve H3605 allen H2372 H8804 hebt het gezien H4100 ; en waarom H2088 wordt gij dus H1892 door ijdelheid H1891 H8799 verijdeld?
  13 H2088 Dit H2506 is het deel H7563 des goddelozen H120 mensen H5973 bij H410 God H5159 , en de erve H6184 der tirannen H4480 , [die] zij van H7706 den Almachtige H3947 H8799 ontvangen zullen.
  14 H518 Indien H1121 zijn kinderen H7235 H8799 vermenigvuldigen H3926 , het is ten H2719 zwaarde H6631 ; en zijn spruiten H3899 zullen van brood H3808 niet H7646 H8799 verzadigd worden.
  15 H8300 Zijn overgeblevenen H4194 zullen in den dood H6912 H8735 begraven worden H490 , en zijn weduwen H3808 zullen niet H1058 H8799 wenen.
  16 H518 Zo H3701 hij zilver H6651 H8799 opgehoopt zal hebben H6083 als stof H4403 , en kleding H3559 H8686 bereid H2563 als leem;
  17 H3559 H8686 Hij zal ze bereiden H6662 , maar de rechtvaardige H3847 H8799 zal ze aantrekken H5355 , en de onschuldige H3701 zal het zilver H2505 H8799 delen.
  18 H1129 H8804 Hij bouwt H1004 zijn huis H6211 als een motte H5341 H8802 , en als een hoeder H5521 de hutte H6213 H8804 maakt.
  19 H6223 Rijk H7901 H8799 ligt hij neder H3808 , en wordt niet H622 H8735 weggenomen H6491 H0 ; doet H5869 hij zijn ogen H6491 H8804 open H369 , zo is hij er niet.
  20 H1091 Verschrikkingen H4325 zullen hem als wateren H5381 H8686 aangrijpen H3915 ; des nachts H5492 zal hem een wervelwind H1589 H8804 wegstelen.
  21 H6921 De oostenwind H5375 H8799 zal hem wegvoeren H3212 H8799 , dat hij henengaat H8175 H8762 , en zal hem wegstormen H4480 uit H4725 zijn plaats.
  22 H5921 En [God] zal [dit] over H7993 H8686 hem werpen H3808 , en niet H2550 H8799 sparen H4480 ; van H3027 Zijn hand H1272 H8800 zal hij snellijk H1272 H8799 vlieden.
  23 H5921 [Een] [ieder] zal over H3709 hem met zijn handen H5606 H8799 klappen H5921 , en over H8319 H8799 hem fluiten H4725 uit zijn plaats.