Judges 8

DSV_Strongs(i)
  1 H559 H8799 Toen zeiden H376 de mannen H669 van Efraim H413 tot H4100 hem: Wat H1697 stuk H2088 is dit H6213 H8804 , dat gij ons gedaan hebt H1115 , dat gij ons niet H7121 H8800 riept H3588 , toen H1980 H8804 gij heentoogt H3898 H8736 om te strijden H4080 tegen de Midianieten H7378 H8799 ? En zij twistten H2394 sterk H854 met hem.
  2 H559 H8799 Hij daarentegen zeide H413 tot H4100 hen: Wat H6258 heb ik nu H6213 H8804 gedaan H3602 , gelijk H3808 gijlieden; zijn niet H5955 de nalezingen H669 van Efraim H2896 beter H4480 dan H1210 de wijnoogst H44 van Abi-ezer?
  3 H430 God H8269 heeft de vorsten H4080 der Midianieten H6159 , Oreb H2062 en Zeeb H3027 , in uw hand H5414 H8804 gegeven H4100 ; wat H3201 H8804 heb ik dan kunnen H6213 H8800 doen H3602 , gelijk H227 gijlieden? Toen H7307 liet hun toorn H4480 H5921 van H7503 H8804 hem af H2088 , als hij dit H1697 woord H1696 H8763 sprak.
  4 H1439 Als nu Gideon H935 H8799 gekomen was H3383 aan de Jordaan H5674 H0 , ging H1931 hij H5674 H8802 over H7969 H3967 , met de driehonderd H376 mannen H834 , die H854 bij H5889 hem waren, zijnde moede H7291 H8802 , nochtans vervolgende.
  5 H559 H8799 En hij zeide H582 tot de lieden H5523 van Sukkoth H5414 H8798 : Geeft H4994 toch H3603 enige bollen H3899 broods H5971 aan het volk H834 , dat H7272 mijn voetstappen volgt H3588 , want H1992 zij H5889 zijn moede H595 ; en ik H7291 H8802 jaag H2078 Zebah H6759 en Tsalmuna H4428 , de koningen H4080 der Midianieten H310 , achterna.
  6 H8269 Maar de oversten H5523 van Sukkoth H559 H8799 zeiden H3709 : Is dan de handpalm H2078 van Zebah H6759 en Tsalmuna H6258 alrede H3027 in uw hand H3588 , dat H6635 wij aan uw heir H3899 brood H5414 H8799 zouden geven?
  7 H559 H8799 Toen zeide H1439 Gideon H3068 : Daarom, als de HEERE H2078 Zebah H6759 en Tsalmuna H3027 in mijn hand H5414 H8800 geeft H1320 , zo zal ik uw vlees H1758 H8804 dorsen H6975 met doornen H4057 der woestijn H1303 , en met distelen.
  8 H5927 H0 En hij toog H4480 van H8033 daar H5927 H8799 op H6439 naar Pnuel H1696 H8762 , en sprak H413 tot H2063 hen desgelijks H582 . En de lieden H6439 van Pnuel H6030 H8799 antwoordden H834 hem, gelijk als H582 de lieden H5523 van Sukkoth H6030 H8804 geantwoord hadden.
  9 H559 H8799 Daarom sprak hij H1571 ook H582 tot de lieden H6439 van Pnuel H559 H8800 , zeggende H7965 : Als ik met vrede H7725 H8800 wederkome H2088 , zal ik deze H4026 toren H5422 H8799 afwerpen.
  10 H2078 Zebah H6759 nu en Tsalmuna H7174 waren te Karkor H4264 , en hun legers H5973 met H2568 H6240 hen, omtrent vijftien H505 duizend H3498 H8737 , al de overgeblevenen H4480 van H3605 het ganse H4264 leger H1121 der kinderen H6924 van het oosten H5307 H8802 ; en de gevallenen H3967 waren honderd H6242 en twintig H505 duizend H376 mannen H2719 , die het zwaard H8025 H8802 uittrokken.
  11 H1439 En Gideon H5927 H8799 toog opwaarts H1870 , den weg H168 dergenen, die in tenten H7931 H8803 wonen H4480 , tegen H6924 het oosten H5025 van Nobah H3011 en Jogbeha H5221 H8686 ; en hij sloeg H4264 dat leger H3588 , want H4264 het leger H1961 H8804 was H983 zorgeloos.
  12 H2078 En Zebah H6759 en Tsalmuna H5127 H8799 vloden H7291 H8799 ; doch hij jaagde H310 hen na H3920 H8799 ; en hij ving H8147 de beide H4428 koningen H4080 der Midianieten H2078 , Zebah H6759 en Tsalmuna H2729 H8689 , en verschrikte H3605 het ganse H4264 leger.
  13 H1439 Toen nu Gideon H1121 , de zoon H3101 van Joas H4480 , van H4421 den strijd H7725 H8799 wederkwam H4480 , voor H4608 den opgang H2775 der zon,
  14 H3920 H8799 Zo ving hij H5288 een jongen H4480 van H582 de lieden H5523 te Sukkoth H7592 H8799 , en ondervraagde H413 hem; die schreef hem H3789 H8799 op H8269 de oversten H5523 van Sukkoth H2205 , en hun oudsten H7651 , zeven H7657 en zeventig H376 mannen.
  15 H935 H8799 Toen kwam hij H413 tot H582 de lieden H5523 van Sukkoth H559 H8799 , en zeide H2009 : Ziet H2078 daar Zebah H6759 en Tsalmuna H834 , van dewelke H853 gij mij H2778 H8765 smadelijk verweten hebt H559 H8800 , zeggende H3709 : Is de handpalm H2078 van Zebah H6759 en Tsalmuna H6258 alrede H3027 in uw hand H3588 , dat H582 wij aan uw mannen H3287 , die moede H3899 zijn, brood H5414 H8799 zouden geven?
  16 H3947 H8799 En hij nam H2205 de oudsten H5892 dier stad H6975 , en doornen H4057 der woestijn H1303 , en distelen H582 , en deed het den lieden H5523 van Sukkoth H3045 H8686 door dezelve verstaan.
  17 H4026 En den toren H6439 van Pnuel H5422 H8804 wierp hij af H2026 H8799 , en doodde H582 de lieden H5892 der stad.
  18 H559 H8799 Daarna zeide hij H413 tot H2078 Zebah H413 en H6759 Tsalmuna H375 : Wat H582 waren het voor mannen H834 , die H8396 gij te Thabor H2026 H8804 doodsloegt H559 H8799 ? En zij zeiden H3644 : Gelijk H3644 gij, alzo H259 waren zij, enerlei H8389 , van gedaante H1121 H4428 als koningszonen.
  19 H559 H8799 Toen zeide hij H1992 : Het H251 waren mijn broeders H1121 , zonen H517 mijner moeder H3068 ; [zo] [waarlijk] [als] de HEERE H2416 leeft H3863 , zo H853 gij hen H2421 H8689 hadt laten leven H853 , ik zou ulieden H3808 niet H2026 H8804 doden!
  20 H559 H8799 En hij zeide H3500 tot Jether H1060 , zijn eerstgeborene H6965 H8798 : Sta op H2026 H8798 , dood H853 hen H5288 ; maar de jongeling H8025 H8804 trok H2719 zijn zwaard H3808 niet H3588 uit, want H3372 H8804 hij vreesde H3588 , dewijl H5750 hij nog H5288 een jongeling was.
  21 H559 H8799 Toen zeiden H2078 Zebah H6759 en Tsalmuna H859 : Sta gij H6965 H8798 op H6293 H8798 , en val op ons aan H3588 , want H376 naar dat de man H1369 is, zo is zijn macht H6965 H0 . Zo stond H1439 Gideon H6965 H8799 op H2026 H8799 , en doodde H2078 Zebah H6759 en Tsalmuna H3947 H8799 , en nam H7720 de maantjes H834 , die H6677 aan de halzen H1581 hunner kemelen waren.
  22 H559 H8799 Toen zeiden H376 de mannen H3478 van Israel H413 tot H1439 Gideon H4910 H8798 : Heers H1571 over ons, zo H859 gij H1571 als H1121 uw zoon H1571 en H1121 uws zoons H1121 zoon H3588 , dewijl H4080 gij ons van der Midianieten H3027 hand H3467 H8689 verlost hebt.
  23 H1439 Maar Gideon H559 H8799 zeide H413 tot H589 hen: Ik H3808 zal over u niet H4910 H8799 heersen H1121 ; ook zal mijn zoon H3808 over u niet H4910 H8799 heersen H3068 ; de HEERE H4910 H8799 zal over u heersen.
  24 H559 H8799 Voorts zeide H1439 Gideon H413 tot H7596 hen: Een begeerte H4480 zal ik van H7592 H8799 u begeren H5414 H8798 : geeft H376 mij maar een iegelijk H5141 een voorhoofdsiersel H7998 van zijn roof H3588 ; want H2091 zij hadden gouden H5141 voorhoofdsierselen H3588 gehad, dewijl H1992 zij H3459 Ismaelieten waren.
  25 H559 H8799 En zij zeiden H5414 H8800 : Wij zullen ze gaarne H5414 H8799 geven H6566 H8799 ; en zij spreidden H8071 een kleed H7993 H8686 uit, en wierpen H8033 daarop H376 een iegelijk H5141 een voorhoofdsiersel H7998 van zijn roof.
  26 H4948 En het gewicht H2091 der gouden H5141 voorhoofdsierselen H834 , die H7592 H8804 hij begeerd had H1961 H8799 , was H505 duizend H7651 H3967 en zevenhonderd H2091 [sikkelen] gouds H909 H4480 , zonder H7720 de maantjes H5188 , en ketenen H713 , en purperen H899 klederen H5921 , die H4428 de koningen H4080 der Midianieten H909 H4480 aangehad hadden, en zonder H6060 de halsbanden H834 , die H6677 aan de halzen H1581 hunner kemelen geweest waren.
  27 H1439 En Gideon H6213 H8799 maakte H853 daarvan H646 een efod H3322 H8686 , en stelde H853 die H5892 in zijn stad H6084 , te Ofra H3605 ; en gans H3478 Israel H2181 H8799 hoereerde H8033 aldaar H310 denzelven na H1961 H8799 ; en het werd H1439 Gideon H1004 en zijn huis H4170 tot een valstrik.
  28 H4080 Alzo werden de Midianieten H3665 H8735 te ondergebracht H6440 voor het aangezicht H1121 der kinderen H3478 Israels H5375 H0 , en hieven H7218 hun hoofd H3808 niet H3254 H8804 meer H5375 H8800 op H776 . En het land H8252 H8799 was stil H705 veertig H8141 jaren H3117 , in de dagen H1439 van Gideon.
  29 H3378 En Jerubbaal H1121 , de zoon H3101 van Joas H3212 H8799 , ging henen H3427 H8799 en woonde H1004 in zijn huis.
  30 H1439 Gideon H1961 H8804 nu had H7657 zeventig H1121 zonen H3409 , die uit zijn heupe H3318 H8802 voortgekomen waren H3588 ; want H1961 H8804 hij had H7227 vele H802 vrouwen.
  31 H6370 En zijn bijwijf H834 , hetwelk H7927 te Sichem H3205 H8804 was, baarde H1571 H1931 hem ook H1121 een zoon H7760 H8799 ; en hij noemde H8034 zijn naam H40 Abimelech.
  32 H1439 En Gideon H1121 , de zoon H3101 van Joas H4191 H8799 , stierf H2896 in goeden H7872 ouderdom H6912 H8735 ; en hij werd begraven H6913 in het graf H1 van zijn vader H3101 Joas H6084 , te Ofra H33 , des Abi-ezriets.
  33 H1961 H8799 En het geschiedde H1439 , als Gideon H4191 H8804 gestorven was H1121 , dat de kinderen H3478 Israels H7725 H8799 zich omkeerden H1168 , en de Baals H2181 H8799 H310 nahoereerden H7760 H8799 ; en zij stelden H1170 zich Baal-berith H430 tot een God.
  34 H1121 En de kinderen H3478 Israels H2142 H8804 dachten H3808 niet H3068 aan den HEERE H430 , hun God H853 , Die hen H5337 H8688 gered had H3027 van de hand H3605 van al H341 H8802 hun vijanden H4480 van H5439 rondom.
  35 H6213 H8804 En zij deden H3808 geen H2617 weldadigheid H5973 bij H1004 het huis H3378 van Jerubbaal H1439 , [dat] [is] Gideon H3605 , naar al H2896 het goede H834 , dat H5973 hij bij H3478 Israel H6213 H8804 gedaan had.