DSV_Strongs(i)
1
H4387
Een gouden kleinood
H1732
van David
H5329 H8764
, voor den opperzangmeester
H516 H8686
, Altascheth
H7586
; toen Saul
H7971 H8800
gezonden had
H1004
, die [zijn] huis
H8104 H8799
bewaren zouden
H4191 H8687
, om hem te doden
H5337 H8685
. [059:2] Red
H341 H8802
mij van mijn vijanden
H430
, o mijn God
H7682 H8762
! stel mij in een hoog vertrek
H6965 H8693
voor degenen, die tegen mij opstaan.
2
H5337 H8685
[059:3] Red
H6466 H8802
mij van de werkers
H205
der ongerechtigheid
H3467 H8685
, en verlos
H582
mij van de mannen
H1818
des bloeds.
3
H693 H0
[059:4] Want zie, zij leggen
H5315
mijner ziel
H693 H8804
lagen
H5794
; sterken
H1481 H8799
rotten zich
H6588
tegen mij; zonder mijn overtreding
H2403
, en zonder mijn zonde
H3068
, o HEERE!
4
H7323 H8799
[059:5] Zij lopen
H3559 H8709
en bereiden zich
H5771
zonder [mijn] misdaad
H5782 H8798
; waak op
H7125 H8800
mij tegemoet
H7200 H8798
, en zie.
5
H3068
[059:6] Ja, Gij HEERE
H430
, God
H6635
der heirscharen
H430
, God
H3478
Israels
H6974 H8685
! ontwaak
H1471
, om al deze heidenen
H6485 H8800
te bezoeken
H2603 H8799
; wees niemand van hen genadig
H898 H0
, die trouwelooslijk
H205
ongerechtigheid
H898 H8802
bedrijven
H5542
. Sela.
6
H6153
[059:7] Tegen den avond
H7725 H8799
keren zij weder
H1993 H8799
, zij tieren
H3611
als een hond
H5437 H8779
, en zij gaan rondom
H5892
de stad.
7
H5042 H8686
[059:8] Zie, zij storten overvloediglijk uit
H6310
met hun mond
H2719
; zwaarden
H8193
zijn op hun lippen
H8085 H8802
; want wie hoort het?
8
H3068
[059:9] Maar Gij, HEERE
H7832 H8799
! zult hen belachen
H1471
; Gij zult alle heidenen
H3932 H8799
bespotten.
9
H5797
[059:10] [Tegen] zijn sterkte
H8104 H8799
zal ik [op] U wachten
H430
; want God
H4869
is mijn Hoog Vertrek.
10
H430
[059:11] De God
H2617
mijner goedertierenheid
H6923 H8762
zal mij voorkomen
H430
; God
H8324 H8802
zal mij op mijn verspieders
H7200 H8686
doen zien.
11
H2026 H8799
[059:12] Dood
H5971
hen niet, opdat mijn volk
H7911 H8799
[het] niet vergete
H5128 H8685
; doe hen omzwerven
H2428
door Uw macht
H3381 H8685
, en werp hen neder
H136
, o Heere
H4043
, ons Schild!
12
H2403
[059:13] [Om] de zonde
H6310
huns monds
H1697
, [om] het woord
H8193
hunner lippen
H3920 H8735
; en laat hen gevangen worden
H1347
in hun hoogmoed
H423
; en om den vloek
H3585
, en om de leugen
H5608 H8762
, [die] zij vertellen.
13
H3615 H8761
[059:14] Verteer
H2534
hen in grimmigheid
H3615 H8761
; verteer
H3045 H8799
hen, dat zij er niet zijn, en laat hen weten
H430
, dat God
H4910 H8802
Heerser is
H3290
in Jakob
H657
, [ja], tot aan de einden
H776
der aarde
H5542
. Sela.
14
H6153
[059:15] Laat hen dan tegen den avond
H7725 H8799
wederkeren
H1993 H8799
, laat hen tieren
H3611
als een hond
H5437 H0
, en rondom
H5892
de stad
H5437 H8779
gaan;
15
H5128 H8686 H8675 H5128 H8799
[059:16] Laat hen zelfs omzwerven
H398 H8800
om spijs
H3885 H8799
; en laat hen vernachten
H7646 H8799
, al zijn zij niet verzadigd.