2 Toen zeide Nathan tot David: Doe alles, wat in uw hart is, want God is met u.
1 Chronicles 17:2 Cross References - DSV
Joshua 9:14
14 Toen namen de mannen van hun reiskost; en zij vraagden het den mond des HEEREN niet.
1 Samuel 10:7
7 En het zal geschieden, als u deze tekenen zullen komen, doe gij, wat uw hand vinden zal, want God zal met u zijn.
1 Samuel 16:7
7 Doch de HEERE zeide tot Samuël: Zie zijn gestalte niet aan, noch de hoogte zijner statuur, want Ik heb hem verworpen; want het is niet gelijk de mens ziet; want de mens ziet aan, wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan.
2 Samuel 7:3
3 En Nathan zeide tot den koning: Ga heen, doe al wat in uw hart is, want de HEERE is met u.
1 Chronicles 22:7
7 En David zeide tot Salomo: Mijn zoon, wat mij aangaat, het was in mijn hart den Naam des HEEREN, mijns Gods, een huis te bouwen;
1 Chronicles 28:2
2 En de koning David stond op zijn voeten, en hij zeide: Hoort mij, mijn broeders, en mijn volk! Ik had in mijn hart een huis der rust voor de ark des verbonds des HEEREN te bouwen, en voor de voetbank der voeten onzes Gods, en ik heb gereedschap gemaakt om te bouwen.
Psalms 20:4
4 Hij gedenke al uwer spijsofferen, en make uw brandoffer tot as. Sela.
Zechariah 8:23
23 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Het zal in die dagen geschieden, dat tien mannen, uit allerlei tongen der heidenen, grijpen zullen, ja, de slip grijpen zullen van een Joodsen man, zeggende: Wij zullen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord, dat God met ulieden is.
Luke 1:28
28 En de engel tot haar ingekomen zijnde, zeide: Wees gegroet, gij begenadigde; de Heere is met u; gij zijt gezegend onder de vrouwen.
1 Corinthians 13:9
9 Want wij kennen ten dele, en wij profeteren ten dele;