20 Mijn gebeente kleeft aan mijn huid en aan mijn vlees; en ik ben ontkomen met de huid mijner tanden.
Job 19:20 Cross References - DSV
Job 2:4-6
4 Toen antwoordde de satan den HEERE, en zeide: Huid voor huid, en al wat iemand heeft, zal hij geven voor zijn leven.
5 Doch strek nu Uw hand uit, en tast zijn gebeente en zijn vlees aan; zo hij U niet in Uw aangezicht zal zegenen!
6 En de HEERE zeide tot den satan: Zie, hij zij in uw hand, doch verschoon zijn leven.
Job 7:5
5 Mijn vlees is met het gewormte en met het gruis des stofs bekleed; mijn huid is gekliefd en verachtelijk geworden.
Job 30:30
30 Mijn huid is zwart geworden over mij, en mijn gebeente is ontstoken van dorrigheid.
Job 33:19-22
19 Ook wordt hij gestraft met smart op zijn leger, en de sterke menigte zijner beenderen;
20 Zodat zijn leven het brood zelf verfoeit, en zijn ziel de begeerlijke spijze;
21 Dat zijn vlees verdwijnt uit het gezicht, en zijn beenderen, die niet gezien werden, uitsteken;
22 En zijn ziel nadert ten verderve, en zijn leven tot de dingen, die doden.
Psalms 22:14-17
14 Zij hebben hun mond tegen mij opgesperd, als een verscheurende en brullende leeuw.
15 Ik ben uitgestort als water, en al mijn beenderen hebben zich vaneen gescheiden; mijn hart is als was, het is gesmolten in het midden mijns ingewands.
16 Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; en Gij legt mij in het stof des doods.
17 Want honden hebben mij omsingeld; een vergadering van boosdoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorgraven.
Psalms 32:3-4
Psalms 38:3
3 Want Uw pijlen zijn in mij gedaald, en Uw hand is op mij nedergedaald.
Psalms 102:3
3 Verberg Uw aangezicht niet voor mij, neig Uw oor tot mij ten dage mijner benauwdheid; ten dage als ik roep, verhoor mij haastelijk.
Psalms 102:5
5 Mijn hart is geslagen en verdord als gras, zodat ik vergeten heb mijn brood te eten.
Lamentations 3:4
4 Beth. Hij heeft mijn vlees en mijn huid oud gemaakt, Hij heeft mijn beenderen gebroken.
Lamentations 4:8
8 Cheth. Maar nu is hun gedaante verduisterd van zwartigheid, men kent hen niet op de straten; hun huid kleeft aan hun beenderen, zij is verdord, zij is geworden als een hout.
Lamentations 5:10
10 Onze huid is zwart geworden gelijk een oven, vanwege den geweldigen storm des hongers.