Joshua 4:3 Cross References - DSV

3 En gebiedt hun, zeggende: Neemt voor ulieden op, van hier uit het midden van de Jordaan, uit de standplaats van de voeten der priesteren, en bereidt twaalf stenen, en brengt ze met ulieden over, en stelt ze in het nachtleger, waar gij dezen nacht zult vernachten.

Genesis 28:22

22 En deze steen, dien ik tot een opgericht teken gezet heb, zal een huis Gods wezen, en van alles, wat Gij mij geven zult, zal ik U voorzeker de tienden geven!

Deuteronomy 27:1-26

1 En Mozes, te zamen met de oudsten van Israël, gebood het volk, zeggende: Behoudt al deze geboden, die ik ulieden heden gebiede. 2 Het zal dan geschieden, ten dage als gij over de Jordaan zult gegaan zijn in het land, dat u de HEERE, uw God, geven zal, zo zult gij u grote stenen oprichten, en bestrijken ze met kalk; 3 En gij zult daarop schrijven alle woorden dezer wet, als gij overgegaan zult zijn; opdat gij komt in het land, dat de HEERE, uw God, u geven zal, een land vloeiende van melk en honig, gelijk als de HEERE, uwer vaderen God, tot u gesproken heeft. 4 Het zal dan geschieden, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn, dat gij dezelve stenen, van dewelke ik u heden gebiede, zult oprichten op den berg Ebal, en gij zult ze met kalk bestrijken; 5 En gij zult aldaar den HEERE, uw God, een altaar bouwen, een altaar van stenen; gij zult geen ijzer over hetzelve bewegen. 6 Van gehele stenen zult gij het altaar des HEEREN, uws Gods, bouwen, en gij zult den HEERE, uw God, brandofferen daarop offeren. 7 Ook zult gij dankofferen offeren, en zult aldaar eten, en vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods. 8 En gij zult op deze stenen schrijven alle woorden dezer wet, die wel uitdrukkende. 9 Voorts sprak Mozes, te zamen met de Levietische priesteren, tot gans Israël, zeggende: Luistert toe en hoort o Israël! Op dezen dag zijt gij den HEERE, uw God, tot een volk geworden. 10 Daarom zult gij der stem des HEEREN, uws Gods, gehoorzaam zijn, en gij zult doen Zijn geboden en Zijn inzettingen, die ik u heden gebiede. 11 En Mozes gebood het volk te dien dage, zeggende: 12 Dezen zullen staan, om het volk te zegenen op den berg Gerizim, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn: Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Jozef, en Benjamin. 13 En dezen zullen staan over den vloek op den berg Ebal: Ruben, Gad en Aser, Zebulon, Dan en Nafthali. 14 En de Levieten zullen betuigen en zeggen tot allen man van Israël, met verhevene stem: 15 Vervloekt zij de man, die een gesneden of gegoten beeld, een gruwel des HEEREN, een werk van 's werkmeesters handen, zal maken, en zetten in het verborgene! En al het volk zal antwoorden en zeggen: Amen. 16 Vervloekt zij, die zijn vader of zijn moeder veracht! En al het volk zal zeggen: Amen. 17 Vervloekt zij, die zijns naasten landpale verrukt! En al het volk zal zeggen: Amen. 18 Vervloekt zij, die een blinde op den weg doet dolen! En al het volk zal zeggen: Amen. 19 Vervloekt zij, die het recht van den vreemdeling, van den wees en van de weduwe buigt! En al het volk zal zeggen: Amen. 20 Vervloekt zij, die bij de vrouw zijns vaders ligt, omdat hij zijns vaders slippe ontdekt heeft! En al het volk zal zeggen: Amen. 21 Vervloekt zij, die bij enig beest ligt! En al het volk zal zeggen: Amen. 22 Vervloekt zij, die bij zijn zuster ligt, de dochter zijns vaders of de dochter zijner moeder! En al het volk zal zeggen: Amen. 23 Vervloekt zij, die bij zijn schoonmoeder ligt! En al het volk zal zeggen: Amen. 24 Vervloekt zij, die zijn naaste in het verborgene verslaat! En al het volk zal zeggen: Amen. 25 Vervloekt zij, die geschenk neemt, om een ziel, het bloed eens onschuldigen, te verslaan! En al het volk zal zeggen: Amen. 26 Vervloekt zij, die de woorden dezer wet niet zal bevestigen, doende dezelve! En al het volk zal zeggen: Amen.

Joshua 3:13

13 Want het zal geschieden, met dat de voetzolen der priesteren, die de ark van den HEERE, den Heere der ganse aarde, dragen, in het water van de Jordaan zullen rusten, zo zullen de wateren van de Jordaan afgesneden worden, te weten de wateren, die van boven afvlieten, en zij zullen op een hoop blijven staan.

Joshua 4:8

8 De kinderen Israëls nu deden alzo, gelijk als Jozua geboden had; en zij namen twaalf stenen op midden uit de Jordaan, gelijk als de HEERE tot Jozua gesproken had, naar het getal der stammen van de kinderen Israëls en zij brachten ze met zich over naar het nachtleger, en stelden ze aldaar.

Joshua 4:19-20

19 Het volk nu was den tienden der eerste maand uit de Jordaan opgeklommen; en zij legerden zich te Gilgal, aan het oosteinde van Jericho. 20 En Jozua richtte die twaalf stenen te Gilgal op, die zij uit de Jordaan genomen hadden.

Joshua 24:27

27 En Jozua zeide tot het ganse volk: Ziet, deze steen zal ons tot een getuigenis zijn; want hij heeft gehoord al de redenen des HEEREN, die Hij tot ons gesproken heeft; ja, hij zal tot een getuigenis tegen ulieden zijn, opdat gij uw God niet liegt.

1 Samuel 7:12

12 Samuël nu nam een steen, en stelde dien tussen Mizpa en tussen Sen, en hij noemde diens naam Eben-haezer; en hij zeide: Tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen.

Psalms 11:4

4 De HEERE is in het paleis Zijner heiligheid, des HEEREN troon is in den hemel; Zijn ogen aanschouwen, Zijn oogleden proeven de mensenkinderen.

Psalms 103:2

2 Loof den HEERE, mijn ziel, en vergeet geen van Zijn weldaden;

Luke 19:40

40 En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Ik zeg ulieden, dat, zo deze zwijgen, de stenen haast roepen zullen.

Cross Reference data is from OpenBible.info, retrieved June 28, 2010, and licensed under a Creative Commons Attribution License.