Lamentations 3:56 Cross References - DSV

⁵⁶ Koph. Gij hebt mijn stem gehoord, verberg Uw oor niet voor mijn zuchten, voor mijn roepen.

¹³ En bad Hem; en Hij liet Zich van hem verbidden, en hoorde zijn smeking, en Hij bracht hem weder te Jeruzalem, in zijn koninkrijk. Toen erkende Manasse, dat de HEERE God is.

¹⁹ En zijn gebed, en hoe God Zich van hem heeft laten verbidden, ook al zijn zonde, en zijn overtreding, en de plaatsen, waarop hij hoogten gebouwd, en bossen en gesneden beelden gesteld heeft, eer hij vernederd werd, ziet, dat is beschreven in de woorden der zieners.

²⁸ Opdat Hij op hem het geroep des armen brenge, en het geroep der ellendigen verhore.

⁴ Doch Gij, HEERE! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft.

⁸ Mijn oog is doorknaagd van verdriet, is veroud, vanwege al mijn tegenpartijders. ⁹ Wijkt van mij, al gij werkers der ongerechtigheid; want de HEERE heeft de stem mijns geweens gehoord.

⁶ He. Vau. Zij hebben op Hem gezien, ja, Hem als een waterstroom aangelopen; en hun aangezichten zijn niet schaamrood geworden.

¹ Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth.

¹⁹ Maar zeker, God heeft gehoord; Hij heeft gemerkt op de stem mijns gebeds.

¹³ Zullen Uw wonderen bekend worden in de duisternis, en Uw gerechtigheid in het land der vergetelheid? ¹⁴ Maar ik, HEERE! roep tot U, en mijn gebed komt U voor in den morgenstond.

¹ Ik heb lief, want de HEERE hoort mijn stem, mijn smekingen; ² Want Hij neigt Zijn oor tot mij; dies zal ik Hem in mijn dagen aanroepen.

⁵ Ga henen, en zeg tot Hizkia: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal vijftien jaren tot uw dagen toedoen;

²⁶ En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen.