Numbers 17:2 Cross References - DSV

2 Spreek tot de kinderen Israëls, en neem van hen voor elk vaderlijk huis een staf, van al hun oversten, naar het huis hunner vaderen, twaalf staven; eens iegelijken naam zult gij schrijven op zijn staf.

Genesis 49:10

10 De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn.

Exodus 4:2

2 En de HEERE zeide tot hem: Wat is er in uw hand? En hij zeide: Een staf.

Exodus 4:17

17 Neem dan dezen staf in uw hand, waarmede gij die tekenen doen zult.

Numbers 1:5-16

5 Deze zijn nu de namen der mannen, die bij u staan zullen: van Ruben, Elizur, de zoon van Sedeur. 6 Van Simeon, Selumiël, de zoon van Zurisaddai. 7 Van Juda, Nahesson, de zoon van Amminadab. 8 Van Issaschar, Nethaneel, de zoon van Zuar. 9 Van Zebulon, Eliab, de zoon van Helon. 10 Van de kinderen van Jozef: van Efraïm, Elisama, de zoon van Ammihud; van Manasse, Gamaliël, de zoon van Pedazur. 11 Van Benjamin, Abidan, de zoon van Gideoni. 12 Van Dan, Ahiëzer, de zoon van Ammisaddai. 13 Van Aser, Pagiel, de zoon van Ochran. 14 Van Gad, Eljasaf, de zoon van Dehuël. 15 Van Nafthali, Ahira, de zoon van Enan. 16 Dezen waren de geroepenen der vergadering, de oversten der stammen hunner vaderen; zij waren de hoofden der duizenden van Israël.

Numbers 2:3-30

3 Die zich nu legeren zullen oostwaarts tegen den opgang, zal zijn de banier des legers van Juda, naar hun heiren; en Nahesson, de zoon van Amminadab, zal de overste der zonen van Juda zijn. 4 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vier en zeventig duizend en zeshonderd. 5 En nevens zal zich legeren de stam van Issaschar; en Nethaneel, de zoon van Zuar, zal de overste der zonen van Issaschar zijn. 6 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vier en vijftig duizend en vierhonderd. 7 Daartoe de stam van Zebulon; en Eliab, de zoon van Helon, zal de overste der zonen van Zebulon zijn. 8 Zijn heir nu, en zijn getelden waren zeven en vijftig duizend en vierhonderd. 9 Al de getelden des legers van Juda waren honderd zes en tachtig duizend en vierhonderd, naar hun heiren. Zij zullen vooraan optrekken. 10 De banier des legers van Ruben, naar hun heiren, zal tegen het zuiden zijn; en Elizur, de zoon van Sedeur, zal de overste der zonen van Ruben zijn. 11 Zijn heir nu, en zijn getelden waren zes en veertig duizend en vijfhonderd. 12 En nevens hem zal zich legeren de stam van Simeon; en Selumiël, de zoon van Zurisaddai, zal de overste der zonen van Simeon zijn. 13 Zijn heir nu, en zijn getelden waren negen en vijftig duizend en driehonderd. 14 Daartoe de stam van Gad; en Eljasaf, de zoon van Rehuël, zal de overste der zonen van Gad zijn. 15 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vijf en veertig duizend zeshonderd en vijftig. 16 Al de getelden in het leger van Ruben waren honderd een en vijftig duizend vierhonderd en vijftig; naar hun heiren. En zij zullen de tweede optrekken. 17 Daarna zal de tent der samenkomst optrekken, met het leger der Levieten, in het midden van de legers; gelijk als zij zich legeren zullen, alzo zullen zij optrekken, een iegelijk aan zijn plaats, naar hun banieren. 18 De banier des legers van Efraïm, naar hun heiren, zal tegen het westen zijn; en Elisama, de zoon van Ammihud, zal de overste der zonen van Efraïm zijn. 19 Zijn heir nu, en zijn getelden waren veertig duizend en vijfhonderd. 20 En nevens hem de stam van Manasse; en Gamaliël, de zoon van Pedazur, zal de overste der zonen van Manasse zijn. 21 Zijn heir nu, en zijn getelden waren twee en dertig duizend en tweehonderd. 22 Daartoe de stam van Benjamin; en Abidan, de zoon van Gideoni, zal de overste der zonen van Benjamin zijn. 23 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vijf en dertig duizend en vierhonderd. 24 Al de getelden in het leger van Efraïm waren honderd acht duizend en eenhonderd, naar hun heiren. En zij zullen de derde optrekken. 25 De banier des legers van Dan zal tegen het noorden zijn, naar hun heiren; en Ahiëzer, de zoon van Ammisaddai, zal de overste der zonen van Dan zijn. 26 Zijn heir nu, en zijn getelden waren twee en zestig duizend en zevenhonderd. 27 En nevens hem zal zich legeren de stam van Aser; en Pagiel, de zoon van Ochran, zal de overste der zonen van Aser zijn. 28 Zijn heir nu, en zijn getelden waren een en veertig duizend en vijfhonderd. 29 Daartoe de stam van Nafthali; en Ahira, de zoon van Enan, zal de overste der zonen van Nafthali zijn. 30 Zijn heir nu, en zijn getelden waren drie en vijftig duizend en vierhonderd.

Numbers 10:14-27

14 Want vooreerst toog op de banier van het leger der kinderen van Juda, naar hun heiren; en over zijn heir was Nahesson, de zoon van Amminadab. 15 En over het heir van den stam der kinderen van Issaschar was Nethaneel, den zoon van Zuar. 16 En over het heir van den stam der kinderen van Zebulon was Eliab, de zoon van Helon. 17 Toen werd de tabernakel afgenomen, en de zonen van Gerson, en de zonen van Merari togen op, dragende den tabernakel. 18 Daarna toog de banier van het leger van Ruben, naar hun heiren; en over zijn heir was Elizur, de zoon van Sedeur. 19 En over het heir van den stam der kinderen van Simeon was Selumiël, de zoon van Zurisaddai. 20 En over het heir van den stam der kinderen van Gad was Eljasaf, de zoon van Dehuël. 21 Toen togen op de Kohathieten, dragende het heiligdom; en de anderen richtten den tabernakel op, tegen dat dezen kwamen. 22 Daarna toog op de banier van het leger der kinderen van Efraïm, naar hun heiren; en over het heir was Elisama, de zoon van Ammihud. 23 En over het heir van den stam der kinderen van Manasse was Gamaliël, de zoon van Pedazur. 24 En over het heir van den stam der kinderen van Benjamin was Abidan, de zoon van Gideoni. 25 Toen toog op de banier van het leger der kinderen van Dan, samensluitende al de legers, naar hun heiren; en over zijn heir was Ahiëzer de zoon van Ammisaddai. 26 En over het heir van den stam der kinderen van Aser was Pagiel, de zoon van Ochran. 27 En over het heir van den stam der kinderen van Nafthali was Ahira, de zoon van Enan.

Psalms 110:2

2 De HEERE zal den scepter Uwer sterkte zenden uit Sion, zeggende: Heers in het midden Uwer vijanden.

Psalms 125:3

3 Want de scepter der goddeloosheid zal niet rusten op het lot der rechtvaardigen; opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken tot onrecht.

Ezekiel 19:14

14 Daartoe is een vuur uitgegaan uit een roede zijner ranken, dat zijn vrucht verteerd heeft; zodat aan hem geen sterke roede is tot een scepter, om te heersen. Dit is een weeklage, en is tot een weeklage geworden.

Ezekiel 21:10

10 Het is gescherpt, opdat het een slachting slachte; het is geveegd, opdat het een glinster hebbe; of wij dan zullen vrolijk zijn? het is de roede Mijns Zoons, die alle hout versmaadt.

Ezekiel 21:13

13 Als er beproeving was, wat was het toen? Zou er dan ook geen versmadende roede zijn, spreekt de Heere HEERE.

Ezekiel 37:16-20

16 Gij nu, mensenkind! neem u een hout, en schrijf daarop: Voor Juda, en voor de kinderen Israëls, zijn metgezellen; en neem een ander hout, en schrijf daarop: Voor Jozef, het hout van Efraïm, en van het ganse huis Israëls, zijn metgezellen. 17 Doe gij ze dan naderen, het een tot het ander tot een enig hout; en zij zullen tot een worden in uw hand. 18 En wanneer de kinderen uws volks tot u zullen spreken, zeggende: Zult gij ons niet te kennen geven, wat u deze dingen zijn? 19 Zo spreek tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal het hout van Jozef, dat in Efraïms hand geweest is, en van de stammen Israëls, zijn metgezellen, nemen, en Ik zal dezelve met hem voegen tot het hout van Juda, en zal ze maken tot een enig hout; en zij zullen een worden in Mijn hand. 20 De houten nu, op dewelke gij zult geschreven hebben, zullen in uw hand zijn voor hunlieder ogen.

Micah 7:14

14 Gij dan, weid Uw volk met Uw staf, de kudde Uwer erfenis, die alleen woont, in het woud, in het midden van een vruchtbaar land; laat ze weiden in Basan en Gilead, als in de dagen van ouds.

Cross Reference data is from OpenBible.info, retrieved June 28, 2010, and licensed under a Creative Commons Attribution License.