1
H7891 H8799
Toen zong
H4872
Mozes
H1121
en de kinderen
H3478
Israels
H3068
den HEERE
H7892
dit lied
H559 H8799
, en spraken
H559 H8800
, zeggende
H3068
: Ik zal den HEERE
H7891 H8799
zingen
H1342 H8800
; want Hij is hogelijk
H1342 H8804
verheven
H5483
! Het paard
H7392 H8802
en zijn ruiter
H3220
heeft Hij in de zee
H7411 H8804
geworpen.
2
H3050
De HEERE
H5797
is mijn Kracht
H2176
en Lied
H3444
, en Hij is mij tot een Heil
H2088
geweest; deze
H410
is mijn God
H5115 H8686
; daarom zal ik Hem een liefelijke woning maken
H1
; Hij is mijns vaders
H430
God
H7311 H8787
, dies zal ik Hem verheffen!
4
H6547
Hij heeft Farao's
H4818
wagenen
H2428
en zijn heir
H3220
in de zee
H3384 H8804
geworpen
H4005
; en de keure
H7991
zijner hoofdlieden
H2883 H8795
zijn verdronken
H5488 H3220
in de Schelfzee.
5
H8415
De afgronden
H3680 H8762
hebben hen bedekt
H4688
; zij zijn in de diepten
H3381 H8804
gezonken
H3644
als
H68
een steen.
6
H3068
O HEERE
H3225
! Uw rechterhand
H142 H8737
is verheerlijkt geworden
H3581
in macht
H3225
; Uw rechterhand
H3068
, o HEERE
H341 H8802
! heeft den vijand
H7492 H8799
verbroken!
7
H7230
En door Uw grote
H1347
hoogheid
H6965 H8801
hebt Gij, die tegen U opstonden
H2040 H8799
, omgeworpen
H2740
; Gij hebt Uw brandenden toorn
H7971 H8762
uitgezonden
H398 H8799
, die hen verteerd heeft
H7179
als een stoppel.
8
H7307
En door het geblaas
H639
van Uw neus
H4325
zijn de wateren
H6192 H8738
opgehoopt geworden
H5140 H8802
; de stromen
H5324 H8738
hebben overeind gestaan
H5067
, als een hoop
H8415
; de afgronden
H7087 H8804
zijn stijf geworden
H3820
in het hart
H3220
der zee.
9
H341 H8802
De vijand
H559 H8804
zeide
H7291 H8799
: Ik zal vervolgen
H5381 H8686
, ik zal achterhalen
H7998
, ik zal den buit
H2505 H8762
delen
H5315
, mijn ziel
H4390 H8799
zal van hen vervuld worden
H2719
, ik zal mijn zwaard
H7324 H8686
uittrekken
H3027
, mijn hand
H3423 H8686
zal hen uitroeien.
10
H7307
Gij hebt met Uw wind
H5398 H8804
geblazen
H3220
; de zee
H3680 H8765
heeft hen gedekt
H6749 H8804
, zij zonken
H5777
onder als lood
H117
in geweldige
H4325
wateren!
11
H3068
O HEERE
H410
! wie is als Gij onder de goden
H142 H8737
? wie is als Gij, verheerlijkt
H6944
in heiligheid
H3372 H8737
, vreselijk
H8416
in lofzangen
H6213 H8802
, doende
H6382
wonder?
12
H3225
Gij hebt Uw rechterhand
H5186 H8804
uitgestrekt
H776
, de aarde
H1104 H8799
heeft hen verslonden!
13
H5148 H8804
Gij leiddet
H2617
door Uw weldadigheid
H2098
dit
H5971
volk
H1350 H8804
, dat Gij verlost hebt
H5095 H8765
; Gij voert hen zachtkens
H5797
door Uw sterkte
H5116
tot de liefelijke woning
H6944
Uwer heiligheid.
14
H5971
De volken
H8085 H8804
hebben het gehoord
H7264 H8799
, zij zullen sidderen
H2427
; weedom
H3427 H8802
heeft de ingezetenen
H6429
van Palestina
H270 H8804
bevangen.
15
H227
Dan
H441
zullen de vorsten
H123
van Edom
H926 H8738
verbaasd wezen
H7461
; beving
H352
zal de machtigen
H4124
der Moabieten
H270 H8799
bevangen
H3427 H8802
; al de ingezetenen
H3667
van Kanaan
H4127 H8738
zullen versmelten!
16
H367
Verschrikking
H6343
en vrees
H5307 H8799
zal op hen vallen
H1419
; door de grootheid
H2220
van Uw arm
H1826 H8799
zullen zij verstommen
H68
, als een steen
H5971
, totdat Uw volk
H3068
, HEERE
H5674 H8799
! henen doorkome
H2098
; totdat dit
H5971
volk
H5674 H8799
henen doorkome
H7069 H8804
, dat Gij verworven hebt.
17
H935 H8686
Die zult Gij inbrengen
H5193 H8799
, en planten
H2022
hen op den berg
H5159
Uwer erfenis
H4349
, ter plaatse
H3068
, welke Gij, o HEERE
H6466 H8804
! gemaakt hebt
H3427 H8800
tot Uw woning
H4720
, het heiligdom
H3027
, hetwelk Uw handen
H3559 H8790
gesticht hebben
H136
, o HEERE!
19
H6547
Want Farao's
H5483
paard
H7393
, met zijn wagen
H6571
, met zijn ruiters
H3220
, zijn in de zee
H935 H8804
gekomen
H3068
, en de HEERE
H4325
heeft de wateren
H3220
der zee
H7725 H8686
over hen doen wederkeren
H1121
; maar de kinderen
H3478
Israels
H3004
zijn op het droge
H8432
in het midden
H3220
van de zee
H1980 H8804
gegaan.
20
H4813
En Mirjam
H5031
, de profetes
H175
, Aarons
H269
zuster
H3947 H8799
, nam
H8596
een trommel
H3027
in haar hand
H802
; en al de vrouwen
H3318 H8799
gingen uit
H310
, haar na
H8596
, met trommelen
H4246
en met reien.
21
H6030 H8799
Toen antwoordde
H4813
Mirjam
H7891 H8798
hunlieden: Zingt
H3068
den HEERE
H1342 H8800
; want Hij is hogelijk
H1342 H8804
verheven
H5483
! Hij heeft het paard
H7392 H8802
met zijn ruiter
H3220
in de zee
H7411 H8804
gestort!
22
H4872
Hierna deed Mozes
H3478
de Israelieten
H5265 H8686
voortreizen
H5488 H3220
van de Schelfzee
H3318 H8799
af; en zij trokken uit
H4057
tot in de woestijn
H7793
Sur
H3212 H8799
, en zij gingen
H7969
drie
H3117
dagen
H4057
in de woestijn
H4672 H8804
, en vonden
H4325
geen water.
23
H935 H8799
Toen kwamen zij
H4785
te Mara
H3201 H8804
; doch zij konden
H4325
het water
H4785
van Mara
H8354 H8800
niet drinken
H4751
, want het was bitter
H8034
; daarom werd derzelver naam
H7121 H8804
genoemd
H4785
Mara.
24
H3885 H8735
Toen murmureerde
H5971
het volk
H4872
tegen Mozes
H559 H8800
, zeggende
H8354 H8799
: Wat zullen wij drinken?
25
H6817 H8799
Hij dan riep
H3068
tot den HEERE
H3068
; en de HEERE
H3384 H8686
wees
H6086
hem een hout
H7993 H8686
, dat wierp hij
H4325
in dat water
H4325
; toen werd het water
H4985 H8799
zoet
H7760 H8804
. Aldaar stelde Hij
H2706
het [volk] een inzetting
H4941
en recht
H5254 H8765
, en aldaar verzocht Hij hetzelve,
26
H559 H8799
En zeide
H8085 H8800
: Is het, dat gij met ernst
H6963
naar de stem
H3068
des HEEREN
H430
uws Gods
H8085 H8799
horen zult
H6213 H8799
, en doen
H3477
, wat recht
H5869
is in Zijn ogen
H238 H8689
, en uw oren neigt
H4687
tot Zijn geboden
H8104 H8804
, en houdt
H2706
al Zijn inzettingen
H4245
; zo zal Ik geen van de krankheden
H7760 H8799
op u leggen
H4714
, die Ik op Egypteland
H7760 H8804
gelegd heb
H3068
; want Ik ben de HEERE
H7495 H8802
, uw Heelmeester!