Bible verses about "flowers" | DSV

¹⁸ En het ceder aan het huis inwendig was gesneden met knoppen en open bloemen; het was al ceder, geen steen werd gezien.

² Hij komt voort als een bloem, en wordt afgesneden; ook vlucht hij als een schaduw, en bestaat niet.

²¹ Zult gij hem een bieze in den neus leggen, of met een doorn zijn kaak doorboren?

²⁴ Hoe groot zijn Uw werken, o HEERE! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; het aardrijk is vol van Uw goederen.

¹⁵ De dagen des mensen zijn als het gras, gelijk een bloem des velds, alzo bloeit hij.

² Gelijk een lelie onder de doornen, alzo is Mijn vriendin onder de dochteren.

¹² De bloemen worden gezien in het land, de zangtijd genaakt, en de stem der tortelduif wordt gehoord in ons land.

¹ De woestijn en de dorre plaatsen zullen hierover vrolijk zijn, en de wildernis zal zich verheugen, en zal bloeien als een roos.

²⁸ En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet;

²⁷ Aanmerkt de leliën, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet; en Ik zeg u: ook Salomo in al zijn heerlijkheid is niet bekleed geweest als een van deze.

²⁴ Want alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid des mensen is als een bloem van het gras. Het gras is verdord, en zijn bloem is afgevallen;

¹⁵ De dagen des mensen zijn als het gras, gelijk een bloem des velds, alzo bloeit hij. ¹⁶ Als de wind daarover gegaan is, zo is zij niet meer, en haar plaats kent haar niet meer.

¹² Des anderen daags, een grote schare, die tot het feest gekomen was, horende, dat Jezus naar Jeruzalem kwam, ¹³ Namen de takken van palmbomen, en gingen uit Hem tegemoet, en riepen: Hosanna! Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des Heeren, Hij, Die is de Koning Israëls!

²⁸ En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet; ²⁹ En Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed geweest, gelijk een van deze.

¹ Ik ben een Roos van Saron, een Lelie der dalen.

⁸ Het gras verdort, de bloem valt af; maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid.