24 En de ganse aarde zocht het aangezicht van Salomo, om zijn wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven had.
Bible verses about "intelligence" | DSV
1 Kings 10:24
Job 12:3
3 Ik heb ook een hart even als gijlieden, ik zwicht niet voor u; en bij wien zijn niet dergelijke dingen?
Daniel 1:17
17 Aan deze vier jongelingen nu gaf God wetenschap en verstand in alle boeken, en wijsheid; maar Daniël gaf Hij verstand in allerlei gezichten en dromen.
Romans 12:6-8
6 Hebbende nu verscheidene gaven, naar de genade, die ons gegeven is,
7 Zo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie, naar de mate des geloofs; hetzij bediening, in het bedienen; hetzij die leert, in het leren;
8 Hetzij die vermaant, in het vermanen; die uitdeelt, in eenvoudigheid; die een voorstander is, in naarstigheid; die barmhartigheid doet, in blijmoedigheid.
1 Corinthians 2:16
16 Want wie heeft den zin des Heeren gekend, die Hem zou onderrichten? Maar wij hebben den zin van Christus.
Colossians 3:23
23 En al wat gij doet, doet dat van harte als den Heere en niet den mensen;
2 Timothy 1:7
7 Want God heeft ons niet gegeven een geest der vreesachtigheid, maar der kracht, en der liefde, en der gematigdheid.
Proverbs 10:19
19 In de veelheid der woorden ontbreekt de overtreding niet; maar die zijn lippen weerhoudt, is kloek verstandig.
Isaiah 29:12
12 Of men geeft het boek aan een, die niet lezen kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet lezen.
Daniel 5:14
14 Ik heb toch van u gehoord, dat de geest der goden in u is, en dat er licht, en verstand, en voortreffelijke wijsheid in u gevonden wordt.
Philippians 1:9-11
9 En dit bid ik God, dat uw liefde nog meer en meer overvloedig worde in erkentenis en alle gevoelen;
10 Opdat gij beproeft de dingen, die daarvan verschillen, opdat gij oprecht zijt, en zonder aanstoot te geven, tot den dag van Christus;
11 Vervuld met vruchten der gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn tot heerlijkheid en prijs van God.
Proverbs 2:6
6 Want de HEERE geeft wijsheid; uit Zijn mond komt kennis en verstand.
Proverbs 1:7
7 De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht.
2 Peter 1:5
5 En gij, tot hetzelve ook alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd, en bij de deugd kennis,
Proverbs 1:1-33
1 De spreuken van Salomo, den zoon van David, den koning van Israël,
2 Om wijsheid en tucht te weten; om te verstaan redenen des verstands;
3 Om aan te nemen onderwijs van goed verstand, gerechtigheid, en recht, en billijkheden;
4 Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid.
5 Die wijs is, zal horen, en zal in lere toenemen; en die verstandig is, zal wijzen raad bekomen;
6 Om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen.
7 De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht.
8 Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet;
9 Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals.
10 Mijn zoon! indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet;
11 Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;
12 Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen;
13 Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen.
14 Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben.
15 Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.
16 Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten.
17 Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte;
18 En deze loeren op hun eigen bloed, en versteken zich tegen hun zielen.
19 Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen.
20 De opperste Wijsheid roept overluid daarbuiten; Zij verheft Haar stem op de straten.
21 Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad;
22 Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten?
23 Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken.
24 Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte;
25 En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt;
26 Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt.
27 Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt;
28 Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden;
29 Daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren.
30 Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad;
31 Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen.
32 Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven.
33 Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads.