DSV
(i)
15 En een van hen, ziende, dat hij genezen was, keerde wederom, met grote stemme God verheerlijkende.
16 En hij viel op het aangezicht voor Zijn voeten, Hem dankende; en dezelve was een Samaritaan;
17 En Jezus, antwoordende, zeide: Zijn niet de tien gereinigd geworden, en waar zijn de negen?