DSV_Strongs(i)
17
H935 H8800
Totdat ik kom
H3947 H8804
en u haal
H776
in een land
H776
, als ulieder land
H776
is, een land
H1715
van koren
H8492
en most
H776
, een land
H3899
van brood
H3754
en van wijngaarden.
18
H2396
Dat Hizkia
H5496 H8686
ulieden niet verleide
H559 H8800
, zeggende
H3068
: De HEERE
H5337 H8686
zal ons redden
H430
; hebben de goden
H1471
der volken
H376
, een ieder
H776
zijn land
H5337 H8689
, gered
H3027
uit de hand
H4428
des konings
H804
van Assyrie?
19
H430
Waar zijn de goden
H2574
van Hamath
H774
en Arpad
H430
? Waar zijn de goden
H5617
van Sefarvaim
H8111
? Hebben zij ook Samaria
H3027
van mijn hand
H5337 H8689
gered?
20
H430
Welke zijn ze onder al de goden
H776
dezer landen
H776
, die hun land
H3027
uit mijn hand
H5337 H8689
gered hebben
H3068
, dat de HEERE
H3389
Jeruzalem
H3027
uit mijn hand
H5337 H8686
zou redden?
21
H2790 H8686
Doch zij zwegen stil
H6030 H8804
, en antwoordden
H1697
hem niet een woord
H4687
; want het gebod
H4428
des konings
H559 H8800
was, zeggende
H6030 H8799
: Gij zult hem niet antwoorden.
22
H935 H8799
Toen kwam
H471
Eljakim
H1121
, de zoon
H2518
van Hilkia
H1004
, de hofmeester
H7644
, en Sebna
H5608 H8802
, de schrijver
H3098
, en Joah
H1121
, de zoon
H623
van Asaf
H2142 H8688
, de kanselier
H2396
, tot Hizkia
H7167 H8803
met gescheurde
H899
klederen
H5046 H0
; en zij gaven
H1697
hem de woorden
H7262
van Rabsake
H5046 H8686
te kennen.