DSV(i)
32 Eindelijk wordt hij naar de graven gebracht, en is gedurig in den aardhoop.
33 De kluiten des dals zijn hem zoet, en hij trekt na zich alle mensen; en dergenen, die voor hem geweest zijn, is geen getal.
34 Hoe vertroost gij mij dan met ijdelheid, dewijl in uw antwoorden overtreding overig is?