Daniel 1:3-5

DSV_Strongs(i)
  3 H4428 En de koning H559 H8799 zeide H828 tot Aspenaz H7227 , den overste H5631 zijner kamerlingen H935 H8687 , dat hij voorbrengen zou H1121 [enigen] uit de kinderen H3478 Israels H4410 , te weten, uit het koninklijk H2233 zaad H6579 , en uit de prinsen;
  4 H3206 Jongelingen H3971 H8675 H3971 , aan dewelke geen gebrek H2896 ware, maar schoon H4758 van aangezicht H7919 H8688 , en vernuftig H2451 in alle wijsheid H3045 H8802 , en ervaren H1847 in wetenschap H995 H8688 , en kloek H4093 van verstand H3581 , en in dewelke bekwaamheid H5975 H8800 ware, om te staan H4428 in des konings H1964 paleis H3925 H8763 ; en dat men hen onderwees H5612 in de boeken H3956 en spraak H3778 der Chaldeen.
  5 H4428 En de koning H4487 H8762 verordende H3117 hun, wat men ze dag H3117 bij dag H1697 geven zou van de stukken H6598 der spijs H4428 des konings H3196 , en van den wijn H4960 zijns dranks H7969 , en dat men hen drie H8141 jaren H1431 H8763 [alzo] optoog H7117 , en dat zij ten einde H5975 H8799 derzelve zouden staan H6440 voor het aangezicht H4428 des konings.