1 Chronicles 2:3-8

DSV(i) 3 De kinderen van Juda zijn: Er, en Onan, en Sela; drie zijn er hem geboren van de dochter van Sua, de Kanaänietische; en Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in de ogen des HEEREN; daarom doodde Hij hem. 4 Maar Thamar, zijn schoondochter, baarde hem Perez en Zerah. Al de zonen van Juda waren vijf. 5 De kinderen van Perez waren Hezron en Hamul. 6 En de kinderen van Zerah waren Zimri, en Ethan, en Heman, en Chalcol, en Dara. Deze allen zijn vijf. 7 En de kinderen van Charmi waren Achan, de beroerder van Israël, die zich aan het verbannene vergreep. 8 De kinderen van Ethan nu waren Azaria.