2 Chronicles 33:9-13

DSV_Strongs(i)
  9 H8582 H0 Zo deed H4519 Manasse H3063 Juda H3427 H8802 en de inwoners H3389 te Jeruzalem H8582 H8686 dwalen H7451 , dat zij erger H6213 H8800 deden H4480 dan H1471 de heidenen H834 , die H3068 de HEERE H4480 voor H6440 het aangezicht H1121 der kinderen H3478 Israels H8045 H8689 verdelgd had.
  10 H3068 De HEERE H1696 H8762 sprak H413 wel tot H4519 Manasse H413 en tot H5971 zijn volk H7181 H0 ; maar zij merkten H3808 daar niet H7181 H8689 op.
  11 H935 H8686 Daarom bracht H3068 de HEERE H5921 over H8269 H6635 hen de krijgsoversten H834 , die H4428 de koning H804 van Assyrie H4519 had, dewelke Manasse H3920 H8799 gevangen namen H2336 onder de doornen H631 H8799 ; en zij bonden H5178 hem met twee koperen ketenen H3212 H8686 , en voerden H894 hem naar Babel.
  12 H6887 H8687 En als hij hem benauwde H2470 H8765 , bad hij H6440 het aangezicht H3068 des HEEREN H430 , zijns Gods H3665 H8735 , ernstelijk aan, en vernederde zich H3966 zeer H4480 voor H6440 het aangezicht H430 van den God H1 zijner vaderen,
  13 H6419 H8691 H413 En bad H6279 H8735 Hem; en Hij liet Zich van hem verbidden H8085 H8799 , en hoorde H8467 zijn smeking H7725 H8686 , en Hij bracht hem weder H3389 te Jeruzalem H4438 , in zijn koninkrijk H3045 H8799 . Toen erkende H4519 Manasse H3588 , dat H3068 de HEERE H430 God H1931 is.