Daniel 6:20-23

DSV_Strongs(i)
  20 H1358 [06:21] Als hij nu tot den kuil H7127 H8749 genaderd was H2200 H8754 , riep hij H1841 tot Daniel H6088 H8750 met een droeve H7032 stem H4430 ; de koning H6032 H8750 antwoordde H560 H8750 en zeide H1841 tot Daniel H1841 : O Daniel H5649 , gij knecht H2417 des levenden H426 Gods H426 ! heeft ook uw God H8411 , Dien gij geduriglijk H6399 H8750 eert H4481 , u van H744 de leeuwen H3202 H8754 kunnen H7804 H8756 verlossen?
  21 H116 [06:22] Toen H4449 H8745 sprak H1841 Daniel H5974 tot H4430 den koning H4430 : O koning H2418 H8747 , leef H5957 in eeuwigheid!
  22 H426 [06:23] Mijn God H4398 heeft Zijn engel H7972 H8754 gezonden H6433 , en Hij heeft den muil H744 der leeuwen H5463 H8754 toegesloten H3809 , dat zij mij niet H2255 H8745 beschadigd hebben H3606 H6903 , omdat H6925 voor H2136 Hem onschuld H7912 H8728 in mij gevonden is H638 ; ook H4430 heb ik, o koning H6925 ! tegen H3809 u geen H2248 misdaad H5648 H8754 gedaan.
  23 H116 [06:24] Toen H2868 H0 werd H4430 de koning H5922 bij zichzelven H7690 zeer H2868 H8754 vrolijk H560 H8754 , en zeide H1841 , dat men Daniel H4481 uit H1358 den kuil H5267 H8682 trekken zou H1841 . Toen Daniel H4481 uit H1358 den kuil H5267 H8717 opgetrokken was H3809 H3606 , zo werd er geen H2257 schade H7912 H8728 aan hem gevonden H426 , dewijl hij in zijn God H540 H8684 geloofd had.