Isaiah 11:3-16

DSV_Strongs(i)
  3 H7306 H8687 En Zijn rieken zal zijn H3374 in de vreze H3068 des HEEREN H4758 ; en Hij zal naar het gezicht H5869 Zijner ogen H8199 H8799 niet richten H4926 ; Hij zal ook naar het gehoor H241 Zijner oren H3198 H8686 niet bestraffen.
  4 H1800 Maar Hij zal de armen H6664 met gerechtigheid H8199 H8804 richten H6035 , en de zachtmoedigen H776 des lands H4334 met rechtmatigheid H3198 H8689 bestraffen H776 ; doch Hij zal de aarde H5221 H8689 slaan H7626 met de roede H6310 Zijns monds H7307 , en met den adem H8193 Zijner lippen H7563 zal Hij den goddeloze H4191 H8686 doden.
  5 H6664 Want gerechtigheid H232 zal de gordel H4975 Zijner lendenen H530 zijn; ook zal de waarheid H232 de gordel H2504 Zijner lendenen zijn.
  6 H2061 En de wolf H3532 zal met het lam H1481 H8804 verkeren H5246 , en de luipaard H1423 bij den geitenbok H7257 H8799 nederliggen H5695 ; en het kalf H3715 , en de jonge leeuw H4806 , en het mestvee H3162 te zamen H6996 , en een klein H5288 jongske H5090 H8802 zal ze drijven.
  7 H6510 De koe H1677 en de berin H3162 zullen te zamen H7462 H8799 weiden H3206 , haar jongen H7257 H8799 zullen [te] [zamen] nederliggen H738 , en de leeuw H8401 zal stro H398 H8799 eten H1241 , gelijk de os.
  8 H3243 H8802 En een zoogkind H8173 H8773 zal zich vermaken H2352 over het hol H6620 van een adder H1580 H8803 ; en een gespeend kind H3027 zal zijn hand H1911 H8804 uitsteken H3975 in de kuil H6848 van den basilisk.
  9 H7489 H8686 Men zal nergens leed doen H7843 H8686 noch verderven H2022 op den gansen berg H6944 Mijner heiligheid H776 ; want de aarde H4390 H8804 zal vol H1844 van kennis H3068 des HEEREN H4325 zijn, gelijk de wateren H3220 [den] [bodem] der zee H3680 H8764 bedekken.
  10 H3117 Want het zal geschieden ten zelven dage H1471 , dat de heidenen H8328 naar den Wortel H3448 van Isai H5975 H8802 , Die staan zal H5251 tot een banier H5971 der volken H1875 H8799 , zullen vragen H4496 , en Zijn rust H3519 zal heerlijk zijn.
  11 H3117 Want het zal geschieden te dien dage H136 , dat de Heere H3027 ten anderen male Zijn hand H3254 H8686 aanleggen zal H8145 om weder H7069 H8800 te verwerven H7605 het overblijfsel H5971 Zijns volks H7604 H8735 , hetwelk overgebleven zal zijn H804 van Assyrie H4714 , en van Egypte H6624 , en van Pathros H3568 , en van Morenland H5867 , en van Elam H8152 , en van Sinear H2574 , en van Hamath H339 , en van de eilanden H3220 der zee.
  12 H5251 En Hij zal een banier H5375 H8804 oprichten H1471 onder de heidenen H1760 H8737 , en Hij zal de verdrevenen H3478 van Israel H622 H8804 verzamelen H5310 H8803 , en de verstrooiden H3063 uit Juda H6908 H8762 vergaderen H702 , van de vier H3671 eilanden H776 des aardrijks.
  13 H7068 En de nijd H669 van Efraim H5493 H8804 zal wegwijken H6887 H8802 , en de tegenpartijders H3063 van Juda H3772 H8735 zullen uitgeroeid worden H669 ; Efraim H3063 zal Juda H7065 H8762 niet benijden H3063 , en Juda H669 zal Efraim H6887 H8799 niet benauwen.
  14 H6430 Maar zij zullen den Filistijnen H3802 op den schouder H5774 H8804 vliegen H3220 tegen het westen H3162 , [en] zij zullen te zamen H1121 die van H6924 het oosten H962 H8799 beroven H123 ; [aan] Edom H4124 en Moab H3027 zullen zij hun handen H4916 slaan H1121 , en de kinderen H5983 Ammons H4928 zullen hun gehoorzaam zijn.
  15 H3068 Ook zal de HEERE H3956 den inham H3220 der zee H4714 van Egypte H2763 H8689 verbannen H3027 , en Hij zal Zijn hand H5130 H8689 bewegen H5104 tegen de rivier H5868 , door de sterkte H7307 Zijns winds H5221 H8689 ; en Hij zal dezelve slaan H7651 in de zeven H5158 stromen H5275 , en Hij zal maken, dat men met schoenen H1869 H8689 daardoor zal gaan.
  16 H4546 En er zal een gebaande weg H7605 zijn voor het overblijfsel H5971 Zijns volks H834 , dat H7604 H8735 overgebleven zal zijn H804 van Assur H3478 , gelijk als Israel H3117 geschiedde ten dage H776 H4714 , toen het uit Egypteland H5927 H8800 optoog.