DSV_Strongs(i)
10
H376
En een ieder
H1004
uit het huis
H3478
Israels
H1616
, en uit de vreemdelingen
H8432
, die in het midden
H1481 H8802
van hen als vreemdelingen verkeren
H1818
, die enig bloed
H398 H8799
zal gegeten hebben
H5315
, tegen diens ziel
H1818
, die dat bloed
H398 H8802
zal gegeten hebben
H6440
, zal Ik Mijn aangezicht
H5414 H8804
zetten
H7130
, en zal die uit het midden
H5971
haars volks
H3772 H8689
uitroeien.
11
H5315
Want de ziel
H1320
van het vlees
H1818
is in het bloed
H4196
; daarom heb Ik het u op het altaar
H5414 H8804
gegeven
H5315
, om over uw zielen
H3722 H8763
verzoening te doen
H1818
; want het is het bloed
H5315
, dat voor de ziel
H3722 H8762
verzoening zal doen.
12
H1121
Daarom heb Ik tot de kinderen
H3478
Israels
H559 H8804
gezegd
H5315
: Geen ziel
H1818
van u zal bloed
H398 H8799
eten
H1616
; noch de vreemdeling
H1481 H0
, die als vreemdeling
H8432
in het midden
H1481 H8802
van u verkeert
H1818
, zal bloed
H398 H8799
eten.
13
H376
Een ieder
H1121
ook van de kinderen
H3478
Israels
H1616
en van de vreemdelingen
H1481 H0
, die als vreemdelingen
H8432
in het midden
H1481 H8802
van hen verkeren
H2416
, die enig wild gedierte
H5775
, of gevogelte
H398 H8735
, dat gegeten wordt
H6718
, in de jacht
H6679 H8799
gevangen zal hebben
H1818
; die zal deszelfs bloed
H8210 H8804
vergieten
H6083
, en zal dat met stof
H3680 H8765
bedekken.
14
H5315
Want het is de ziel
H1320
van alle vlees
H1818
; zijn bloed
H5315
is voor zijn ziel
H1121
; daarom heb Ik tot de kinderen
H3478
Israels
H559 H8799
gezegd
H1320
: Gij zult geens vleses
H1818
bloed
H398 H8799
eten
H5315
; want de ziel
H1320
van alle vlees
H1818
, dat is zijn bloed
H398 H8802
; zo wie dat eet
H3772 H8735
, zal uitgeroeid worden.