Job 20:12-20

DSV_Strongs(i)
  12 H518 Indien H7451 het kwaad H6310 in zijn mond H4985 H8686 zoet is H3582 H8686 , hij dat verbergt H8478 , onder H3956 zijn tong,
  13 H5921 Hij dat H2550 H8799 spaart H3808 , en hetzelve niet H5800 H8799 verlaat H8432 , maar dat in het midden H2441 van zijn gehemelte H4513 H8799 inhoudt;
  14 H3899 Zijn spijze H4578 zal in zijn ingewand H2015 H8738 veranderd worden H4846 ; gal H6620 der adderen H7130 zal zij in het binnenste van hem zijn.
  15 H2428 Hij heeft goed H1104 H8804 ingeslokt H6958 H8686 , maar zal het uitspuwen H410 ; God H4480 zal het uit H990 zijn buik H3423 H8686 uitdrijven.
  16 H7219 Het vergif H6620 der adderen H3243 H8799 zal hij zuigen H3956 ; de tong H660 der slang H2026 H8799 zal hem doden.
  17 H6390 De stromen H5104 , rivieren H5158 , beken H1706 van honig H2529 en boter H408 zal hij niet H7200 H8799 zien.
  18 H3022 Den arbeid H7725 H8688 zal hij wedergeven H3808 en niet H1104 H8799 inslokken H2428 ; naar het vermogen H8545 zijner verandering H5965 H0 , zo zal hij van vreugde H3808 niet H5965 H8799 opspringen.
  19 H3588 Omdat H7533 H8765 hij onderdrukt heeft H1800 , de armen H5800 H8804 verlaten heeft H1004 , een huis H1497 H8804 geroofd heeft H3808 , dat hij niet H1129 H8799 opgebouwd had;
  20 H3588 Omdat H3808 hij geen H7961 rust H990 in zijn buik H3045 H8804 gekend heeft H2530 H8803 , zo zal hij van zijn gewenst goed H3808 niet H4422 H8762 uitbehouden.