Jeremiah 25:19 Cross References - DSV_Strongs

  19 H6547 Farao H4428 , den koning H4714 van Egypte H5650 , en zijn knechten H8269 , en zijn vorsten H5971 , en al zijn volk;

Jeremiah 43:9-11

  9 H3947 H8798 Neem H1419 grote H68 stenen H3027 in uw hand H2934 H8804 , en verberg H4423 ze in de klei H4404 in den ticheloven H6607 , die bij de deur H6547 van Farao's H1004 huis H8471 te Tachpanhes H5869 is, voor de ogen H3064 der Joodse H582 mannen;
  10 H559 H8804 En zeg H559 H8804 tot hen: Zo zegt H3068 de HEERE H6635 der heirscharen H430 , de God H3478 Israels H7971 H8802 : Ziet, Ik zal henenzenden H5019 , en Nebukadrezar H4428 , den koning H894 van Babel H5650 , Mijn knecht H3947 H8804 , halen H3678 , en Ik zal zijn troon H7760 H8804 zetten H4605 boven op H68 deze stenen H2934 H8804 , die Ik verborgen heb H8237 ; en hij zal zijn schone tent H5186 H8804 daarover spannen.
  11 H935 H8804 En hij zal komen H776 H4714 en Egypteland H5221 H8689 slaan H4194 : wie ten dood H4194 , ten dode H7628 ; en wie ter gevangenis H7628 , ter gevangenis H2719 ; en wie ten zwaard H2719 , ten zwaarde.

Jeremiah 46:2

  2 H4714 Tegen Egypte H2428 ; tegen het heir H6549 van Farao Necho H4428 , koning H4714 van Egypte H5104 , dat aan de rivier H6578 Frath H3751 , bij Karchemis H5019 was, dat Nebukadrezar H4428 , de koning H894 van Babel H5221 H8689 , sloeg H7243 , in het vierde H8141 jaar H3079 van Jojakim H1121 , den zoon H2977 van Josia H4428 , den koning H3063 van Juda.

Jeremiah 46:13-26

  13 H1697 Het woord H3068 , dat de HEERE H5030 tot den profeet H3414 Jeremia H1696 H8765 sprak H935 H8800 , van de aankomst H5019 van Nebukadrezar H4428 , den koning H894 van Babel H776 H4714 , om Egypteland H5221 H8687 te slaan.
  14 H5046 H8685 Verkondigt H4714 in Egypte H8085 H8685 , en doet het horen H4024 te Migdol H8085 H8685 ; doet het ook horen H5297 te Nof H8471 en Tachpanhes H559 H8798 ; zegt H3320 H8690 : Stelt er u naar H3559 H8685 , en maakt u gereed H2719 , want het zwaard H398 H8804 heeft verteerd H5439 , wat rondom u is.
  15 H47 Waarom zijn uw sterken H5502 H8738 weggeveegd H5975 H8804 ? Zij stonden H3068 niet, omdat hen de HEERE H1920 H8804 voortdreef.
  16 H7235 H0 Hij maakte H3782 H8802 der struikelenden H7235 H8689 veel H376 ; ja, de een H5307 H8804 viel H7453 op den ander H559 H8799 ; zodat zij zeiden H6965 H8798 : Staat op H7725 H8799 en laat ons wederkeren H5971 tot ons volk H776 , en tot het land H4138 onzer geboorte H6440 , vanwege H3238 H8802 het verdrukkende H2719 zwaard.
  17 H7121 H8804 Daar riepen zij H6547 : Farao H4428 , de koning H4714 van Egypte H7588 , is [maar] een gedruis H4150 ; hij heeft den gezetten tijd H5674 H8689 laten voorbijgaan.
  18 H2416 [Zo] [waarachtig] [als] Ik leef H5002 H8803 , spreekt H4428 de Koning H8034 , Wiens Naam H3068 is HEERE H6635 der heirscharen H8396 ; hij zal voorzeker, als Thabor H2022 onder de bergen H3760 , en als Karmel H3220 bij de zee H935 H8799 , aankomen!
  19 H6213 H8798 Maak H3627 voor u gereedschap H1473 der gevankelijke wegvoering H3427 H8802 , gij inwoneres H1323 , gij dochter H4714 van Egypte H5297 ! want Nof H8047 zal ter verwoesting H3341 H8738 worden, en zal verbrand worden H3427 H8802 , dat er niemand in wone.
  20 H4714 Egypte H3304 is een zeer schone H5697 vaarze H7171 ; de slachter H935 H8804 komt H935 H8804 , hij komt H6828 van het noorden.
  21 H7916 Zelfs haar gehuurden H7130 in haar midden H4770 zijn als gemeste H5695 kalveren H6437 H8689 ; maar die hebben zich ook gewend H3162 , zij zijn te zamen H5127 H8804 gevlucht H5975 H8804 , zij hebben niet gestaan H3117 ; want de dag H343 huns verderfs H935 H8804 is over hen gekomen H6256 , de tijd H6486 hunner bezoeking.
  22 H6963 Haar stem H3212 H8799 zal gaan H5175 als van een slang H2428 ; want zij zullen met krijgsmacht H3212 H8799 daarhenen trekken H7134 , en tot haar met bijlen H935 H8804 komen H2404 H8802 H6086 , gelijk houthouwers.
  23 H3293 Zij hebben haar woud H3772 H8804 afgehouwen H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE H2713 H8735 , hoewel het niet is te onderzoeken H7231 H8804 ; want zij zijn meerder H697 dan de sprinkhanen H369 , zodat men hen niet H4557 tellen kan.
  24 H1323 De dochter H4714 van Egypte H3001 H8689 is beschaamd H5414 H8738 ; zij is gegeven H3027 in de hand H5971 des volks H6828 van het noorden.
  25 H3068 De HEERE H6635 der heirscharen H430 , de God H3478 Israels H559 H8804 , zegt H6485 H8802 : Ziet, Ik zal bezoeking doen H527 H8676 H528 over de menigte H4996 van No H6547 , en over Farao H4714 , en over Egypte H430 , en over haar goden H4428 , en over haar koningen H6547 , ja, over Farao H982 H8802 , en over degenen, die op hem vertrouwen.
  26 H5414 H8804 En Ik zal hen geven H3027 in de hand H5315 dergenen, die hunlieder ziel H1245 H8764 zoeken H3027 , en in de hand H5019 van Nebukadrezar H4428 , den koning H894 van Babel H3027 , en in de hand H5650 zijner knechten H310 . Maar daarna H7931 H8799 zal zij bewoond worden H3117 als [in] de dagen H6924 van ouds H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE.

Ezekiel 29:1-21

  1 H6224 In het tiende H8141 jaar H6224 , in de tiende H8147 H6240 [maand], op den twaalfden H2320 der maand H3068 , geschiedde des HEEREN H1697 woord H559 H8800 tot mij, zeggende:
  2 H1121 H120 Mensenkind H7760 H8798 ! zet H6440 uw aangezicht H6547 tegen Farao H4428 , den koning H4714 van Egypte H5012 H8734 , en profeteer H4714 tegen hem, en tegen het ganse Egypte.
  3 H1696 H8761 Spreek H559 H8804 en zeg H559 H8804 : Zo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H6547 : Zie, Ik [wil] aan u, o Farao H4428 , koning H4714 van Egypte H1419 ! dien groten H8577 zeedraak H8432 , die in het midden H2975 zijner rivieren H7257 H8802 ligt H559 H8804 ; die daar zegt H2975 : Mijn rivier H6213 H8804 is de mijne, en ik heb [die] voor mij gemaakt.
  4 H2397 H8676 H2397 Maar Ik zal haken H3895 in uw kaken H5414 H8804 doen H1710 , en den vis H2975 uwer rivieren H7193 aan uw schubben H1692 H8689 doen kleven H8432 ; en Ik zal u uit het midden H2975 uwer rivieren H5927 H8689 optrekken H1710 , en al de vis H2975 uwer rivieren H7193 zal aan uw schubben H1692 H8799 kleven.
  5 H5203 H8804 En Ik zal u verlaten H4057 in de woestijn H1710 , u en al den vis H2975 uwer rivieren H6440 ; op het open H7704 veld H5307 H8799 zult gij vallen H622 H8735 ; gij zult niet verzameld H6908 H8735 noch vergaderd worden H2416 ; aan het gedierte H776 der aarde H5775 en aan het gevogelte H8064 des hemels H402 heb Ik u ter spijze H5414 H8804 gegeven.
  6 H3427 H8802 En al de inwoners H4714 van Egypte H3045 H8804 zullen weten H3068 , dat Ik de HEERE H1004 ben, omdat zij den huize H3478 Israels H4938 H7070 een rietstaf geweest zijn.
  7 H3709 Als zij u bij uw hand H8610 H8800 grepen H7533 H8735 , zo werdt gij gebroken H1234 H8804 , en spleet H3802 hun alle zijden H8172 H8736 ; en als zij op u leunden H7665 H8735 , zo werdt gij verbroken H4975 , en liet alle lenden H5976 H8689 op zichzelven staan.
  8 H559 H8804 Daarom zo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H2719 : Zie, Ik zal het zwaard H935 H8688 over u brengen H120 , en Ik zal uit u mens H929 en beest H3772 H8689 uitroeien.
  9 H776 H4714 En Egypteland H8077 zal worden tot een wildernis H2723 en woestheid H3045 H8804 , en zij zullen weten H3068 , dat Ik de HEERE H559 H8804 ben; omdat hij zegt H2975 : De rivier H6213 H8804 is mijn, en ik heb [die] gemaakt.
  10 H2975 Daarom, zie, Ik [wil] aan u en aan uw rivier H776 H4714 ; en Ik zal Egypteland H5414 H8804 stellen H2721 tot woeste H2723 wilde H8077 eenzaamheden H4024 , van den toren H5482 van Syene H1366 af, tot aan de landpale H3568 van Morenland.
  11 H7272 H120 Geen mensenvoet H5674 H8799 zal door hetzelve doorgaan H7272 H929 , en geen beestenvoet H5674 H8799 zal door hetzelve doorgaan H705 , en het zal veertig H8141 jaren H3427 H8799 onbewoond zijn.
  12 H776 H4714 Want Ik zal Egypteland H5414 H8804 stellen H8077 [tot] een verwoesting H8432 in het midden H8074 H8737 der verwoeste H776 landen H5892 , en zijn steden H8077 zullen een woestheid H8432 zijn in het midden H2717 H8716 der verwoeste H5892 steden H705 , veertig H8141 jaren H4714 ; en Ik zal de Egyptenaars H6327 H8689 verstrooien H1471 onder de heidenen H2219 H8765 , en zal hen verspreiden H776 in de landen.
  13 H559 H8804 Maar zo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H7093 : Ten einde H705 van veertig H8141 jaren H4714 zal Ik de Egyptenaars H6908 H8762 vergaderen H5971 uit de volken H6327 H8738 , waarhenen zij verstrooid zijn geworden.
  14 H7622 En Ik zal de gevangenis H4714 der Egyptenaren H7725 H8804 wenden H7725 H8689 , en hen wederbrengen H776 in het land H6624 van Pathros H776 , in het land H4351 huns koophandels H8217 ; en aldaar zullen zij een nederig H4467 koninkrijk zijn.
  15 H8217 En het zal nederiger H4467 zijn dan de [andere] koninkrijken H5375 H8691 , en zich niet meer verheffen H1471 boven de heidenen H4591 H8689 ; want Ik zal hen verminderen H7287 H8800 , dat zij niet zullen heersen H1471 over de heidenen.
  16 H1004 En het zal den huize H3478 Israels H4009 niet meer zijn tot een vertrouwen H5771 , dat der ongerechtigheid H2142 H8688 doet gedenken H310 , wanneer zij naar H6437 H8800 henlieden omzien H3045 H8804 ; maar zij zullen weten H136 , dat Ik de Heere H3069 HEERE ben.
  17 H7651 Voorts gebeurde het in het zeven H6242 en twintigste H8141 jaar H7223 , in de eerste H259 [maand], op den eersten H2320 der maand H1697 , [dat] het woord H3068 des HEEREN H559 H8800 tot mij geschiedde, zeggende:
  18 H1121 H120 Mensenkind H5019 ! Nebukadrezar H4428 , de koning H894 van Babel H2428 , heeft zijn heir H1419 een groten H5656 dienst H5647 H8689 doen dienen H6865 tegen Tyrus H7218 ; alle hoofden H7139 H8716 zijn kaal geworden H3802 , en alle zijden H4803 H8803 zijn uitgeplukt H2428 ; en noch hij, noch zijn heir H7939 heeft loon H6865 gehad vanwege Tyrus H5656 , voor den dienst H5647 H8804 , dien hij tegen haar gediend heeft.
  19 H559 H8804 Daarom, zo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H5019 : Zie, Ik zal Nebukadrezar H4428 , den koning H894 van Babel H776 H4714 , Egypteland H5414 H8802 geven H1995 ; en hij zal deszelfs menigte H5375 H8804 wegvoeren H7998 , en deszelfs buit H7997 H8804 buiten H957 , en deszelfs roof H962 H8804 roven H7939 , en het zal het loon H2428 zijn voor zijn heir.
  20 H6468 [Tot] zijn arbeidsloon H5647 H8804 , omdat hij tegen haar gediend heeft H776 H4714 , heb Ik hem Egypteland H5414 H8804 gegeven H6213 H8804 , omdat zij voor Mij gewrocht hebben H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE.
  21 H3117 Te dien dage H7161 zal Ik den hoorn H1004 van het huis H3478 Israels H6779 H8686 doen uitspruiten H6610 , en u opening H6310 des monds H5414 H8799 geven H8432 in het midden H3045 H8804 van hen; en zij zullen weten H3068 , dat Ik de HEERE ben.

Nahum 3:8-10

  8 H3190 H8686 Zijt gij beter H4996 dan No H527 H8675 H528 , de volkrijke H3427 H8802 , gelegen H2975 in de rivieren H5439 ? die rondom H4325 henen water H834 heeft, welker H2426 voormuur H3220 de zee H2346 is, haar muur H4480 is van H3220 zee.
  9 H3568 Morenland H4714 en Egypte H6109 waren haar macht H369 , en er was geen H7097 einde H6316 ; Put H3864 en Lybea H1961 H8804 waren H5833 tot uw hulp.
  10 H1571 Nog H1931 is zij H1473 gevankelijk H1980 H8804 gegaan H7628 in de gevangenis H1571 ; ook H5768 zijn haar kinderen H7218 op het hoofd H3605 van alle H2351 straten H7376 H8792 verpletterd geworden H5921 ; en over H3513 H8737 haar geeerden H1486 hebben zij het lot H3032 H8804 geworpen H3605 , en al H1419 haar groten H2131 zijn in boeien H7576 H8795 gebonden geworden.

Cross Reference data is from OpenBible.info, retrieved June 28, 2010, and licensed under a Creative Commons Attribution License.