2 Kings 23:2-20

DSV_Strongs(i)
  2 H4428 En de koning H5927 H8799 ging op H1004 in het huis H3068 des HEEREN H854 , en met H3605 hem alle H376 man H3063 van Juda H3605 , en alle H3427 H8802 inwoners H3389 van Jeruzalem H3548 , en de priesters H5030 en de profeten H3605 , en al H5971 het volk H4480 , van H6996 den minste H5704 tot H1419 den meeste H7121 H8799 ; en hij las H241 voor hun oren H3605 al H1697 de woorden H5612 van het boek H1285 des verbonds H1004 , dat in het huis H3068 des HEEREN H4672 H8737 gevonden was.
  3 H4428 De koning H5975 H8799 nu stond H5921 aan H5982 den pilaar H3772 H8799 , en maakte H1285 een verbond H3068 voor des HEEREN H6440 aangezicht H3068 , om den HEERE H310 na H3212 H8800 te wandelen H4687 , en Zijn geboden H5715 , en Zijn getuigenissen H2708 , en Zijn inzettingen H3605 met ganser H3820 harte H3605 en met ganser H5315 ziele H8104 H8800 te houden H6965 H8687 , bevestigende H1697 de woorden H2063 dezes H1285 verbonds H5921 , die in H2088 dit H5612 boek H3789 H8803 geschreven zijn H3605 . En het ganse H5971 volk H5975 H8799 stond H1285 in dit verbond.
  4 H4428 En de koning H6680 H8762 gebood H1419 H3548 den hogepriester H2518 Hilkia H3548 , en den priesteren H4932 der tweede ordening H8104 H8802 H5592 , en den dorpelbewaarders H4480 , dat zij uit H1964 den tempel H3068 des HEEREN H3605 alle H3627 gereedschap H1168 , dat voor Baal H842 , en voor het [beeld] [van] [het] bos H3605 , en voor al H6635 het heir H8064 des hemels H6213 H8803 gemaakt was H3318 H8687 , uitbrengen zouden H8313 H8799 ; en hij verbrandde H4480 H2351 dat buiten H3389 Jeruzalem H7709 in de velden H6939 van Kidron H6083 , en liet het stof H1008 daarvan naar Beth-el H5375 H8804 dragen.
  5 H7673 H0 Daartoe schafte hij H3649 de Chemarim H7673 H8689 af H834 , die H4428 de koningen H3063 van Juda H5414 H8804 gesteld hadden H6999 H8762 , opdat men roken zou H1116 op de hoogten H5892 , in de steden H3063 van Juda H4524 , en rondom H3389 Jeruzalem H1168 , mitsgaders, die voor Baal H8121 , de zon H3394 , en de maan H4208 , en de [andere] planeten H3605 , en al H6635 het heir H8064 des hemels H6999 H8764 rookten.
  6 H3318 H0 Hij bracht H842 ook het [beeld] [van] [het] bos H4480 uit H1004 het huis H3068 des HEEREN H3318 H8686 weg H4480 H2351 , buiten H3389 Jeruzalem H413 , tot H5158 de beek H6939 Kidron H8313 H8799 , en verbrandde H853 het H5158 aan de beek H6939 Kidron H1854 H8686 , en vergruisde H6083 het tot stof H7993 H8686 ; en hij wierp H6083 het stof H5921 daarvan op H6913 de graven H1121 der kinderen H5971 des volks.
  7 H5422 H0 Daartoe brak hij H1004 de huizen H6945 der schandjongens H5422 H8799 af H834 , die H1004 aan het huis H3068 des HEEREN H834 H8033 waren, alwaar H802 de vrouwen H1004 huisjes H842 voor het [beeld] [van] [het] bos H707 H8802 weefden.
  8 H935 H8686 En hij bracht H3605 al H3548 de priesters H4480 uit H5892 de steden H3063 van Juda H2930 H8762 , en verontreinigde H1116 de hoogten H834 H8033 , alwaar H3548 die priesters H6999 H8765 gerookt hadden H4480 , van H1387 Geba H5704 af tot H884 Ber-seba H5422 H8804 toe; en hij brak H1116 de hoogten H8179 der poorten H834 af, [ook] die H6607 aan de deur H8179 der poort H3091 van Jozua H8269 , den overste H5892 der stad H834 , was, welke H5921 aan H376 iemands H8040 linkerhand H8179 H5892 was, in de stadspoort [gaande].
  9 H389 Doch H3548 de priesters H1116 der hoogten H5927 H8799 offerden H3808 niet H413 op H4196 het altaar H3068 des HEEREN H3389 te Jeruzalem H3588 H518 ; maar H398 H8804 zij aten H4682 ongezuurde H8432 [broden] in het midden H251 van hun broederen.
  10 H2930 H8765 Hij verontreinigde H8612 ook Thofeth H834 , dat H1516 in het dal H1121 H8675 H1121 der kinderen H2011 van Hinnom H1115 H376 is, opdat niemand H1121 zijn zoon H1323 of zijn dochter H4432 voor den Molech H784 door het vuur H5674 H8687 deed gaan.
  11 H7673 H0 En hij schafte H5483 de paarden H7673 H8686 af H834 , die H4428 de koningen H3063 van Juda H8121 voor de zon H5414 H8804 gesteld hadden H4480 , van H935 H8800 den ingang H1004 van het huis H3068 des HEEREN H413 , tot H3957 de kamer H5419 van Nathan-melech H5631 , den hoveling H834 , die H6503 in Parvarim H4818 was; en de wagenen H8121 der zon H8313 H8804 verbrandde hij H784 met vuur.
  12 H4196 Verder de altaren H834 die H5921 op H1406 het dak H5944 der opperzaal H271 van Achaz H834 waren, die H4428 de koningen H3063 van Juda H6213 H8804 gemaakt hadden H4196 , mitsgaders de altaren H834 , die H4519 Manasse H8147 in de twee H2691 voorhoven H1004 van het huis H3068 des HEEREN H6213 H8804 gemaakt had H5422 H0 , brak H4428 de koning H5422 H8804 af H7323 H8799 ; en hij verbrijzelde H4480 ze van H8033 daar H7993 H8689 , en wierp H6083 het stof H413 daarvan in H5158 de beek H6939 Kidron.
  13 H1116 De hoogten H834 ook, die H5921 H6440 vooraan H3389 Jeruzalem H834 waren, dewelke H4480 waren ter H3225 rechterhand H2022 van den berg H4889 Mashith H834 , die H8010 Salomo H4428 , de koning H3478 van Israel H6253 , voor Astoreth H8251 , het verfoeisel H6722 der Sidoniers H3645 , en voor Kamos H8251 , het verfoeisel H4124 der Moabieten H4445 , en voor Milchom H8441 , den gruwel H1121 der kinderen H5983 Ammons H1129 H8804 , gebouwd had H2930 H8765 , verontreinigde H4428 de koning.
  14 H7665 H8765 Insgelijks brak hij H4676 de opgerichte beelden H3772 H0 , en roeide H842 de bossen H3772 H8799 uit H4390 H8762 ; en hij vervulde H4725 hun plaats H6106 H120 met mensenbeenderen.
  15 H1571 Daartoe ook H4196 het altaar H834 , dat H1008 te Beth-el H1116 was, [en] de hoogte H834 , die H3379 Jerobeam H1121 , de zoon H5028 van Nebat H834 , dewelke H3478 Israel H2398 H8689 zondigen deed H6213 H8804 , gemaakt had H1571 ; te zamen H1931 dat H4196 altaar H1116 en die hoogte H5422 H8804 brak hij af H8313 H8799 ; ja, hij verbrandde H1116 de hoogte H1854 H8689 , hij vergruisde H6083 ze tot stof H8313 H8804 , en hij verbrandde H842 het bos.
  16 H2977 En als Josia H6437 H8799 zich omkeerde H7200 H8799 , zag hij H6913 de graven H834 , die H8033 daar H2022 op den berg H7971 H8799 waren, en zond henen H3947 H8799 , en nam H6106 de beenderen H4480 uit H6913 de graven H8313 H8799 , en verbrandde H5921 ze op H4196 dat altaar H2930 H8762 , en verontreinigde H1697 dat; naar het woord H3068 des HEEREN H834 , dat H376 de man H430 Gods H7121 H8804 uitgeroepen had H834 , die H428 deze H1697 woorden H7121 H8804 uitriep.
  17 H559 H8799 Verder zeide hij H4100 : Wat H1975 is dat H6725 voor een grafteken H834 , dat H589 ik H7200 H8802 zie H582 ? En de lieden H5892 der stad H559 H8799 zeiden H413 tot H6913 hem: Het is het graf H376 van den man H430 Gods H834 , die H4480 uit H3063 Juda H935 H8804 kwam H428 , en deze H1697 dingen H834 , die H5921 gij tegen H4196 dit altaar H1008 van Beth-el H6213 H8804 gedaan hebt H7121 H8799 , uitgeroepen heeft.
  18 H559 H8799 En hij zeide H3240 H8685 : Laat hem liggen H376 H408 , dat niemand H6106 zijn beenderen H5128 H8686 verroere H4422 H8762 . Zo bevrijdden zij H6106 zijn beenderen H6106 , met de beenderen H5030 van den profeet H834 , die H4480 uit H8111 Samaria H935 H8804 gekomen was.
  19 H5493 H0 Daartoe nam H2977 Josia H1571 ook H5493 H8689 weg H3605 al H1004 de huizen H1116 der hoogten H834 , die H5892 in de steden H8111 van Samaria H834 waren, die H4428 de koningen H3478 van Israel H6213 H8804 gemaakt hadden H3707 H8687 , om [den] HEERE tot toorn te verwekken H6213 H8799 ; en hij deed H3605 dezelve naar al H4639 de daden H834 , die H1008 hij te Beth-el H6213 H8804 gedaan had.
  20 H2076 H8799 En hij slachtte H3605 al H3548 de priesteren H1116 der hoogten H834 , die H8033 daar H5921 waren, op H4196 de altaren H8313 H8799 , en verbrandde H120 H6106 mensenbeenderen H5921 op H7725 H8799 dezelve. Daarna keerde hij weder H3389 naar Jeruzalem.