Ezekiel 26:1-28

DSV_Strongs(i)
  1 H6249 H6240 En het gebeurde in het elfde H8141 jaar H259 , op den eersten H2320 der maand H3068 , [dat] des HEEREN H1697 woord H559 H8800 tot mij geschiedde, zeggende:
  2 H1121 H120 Mensenkind H6865 ! daarom dat Tyrus H3389 van Jeruzalem H559 H8804 gezegd heeft H1889 : Heah H7665 H8738 ! zij is verbroken H1817 , de poort H5971 der volken H5437 H8738 ; zij is tot mij omgewend H4390 H8735 ; ik zal vervuld worden H2717 H8717 , zij is verwoest!
  3 H559 H8804 Daarom, alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H6865 : Ziet, Ik [wil] aan u, o Tyrus H7227 ! en Ik zal vele H1471 heidenen H5927 H8689 tegen u doen opkomen H3220 , alsof Ik de zee H1530 met haar golven H5927 H8687 deed opkomen.
  4 H2346 Die zullen de muren H6865 van Tyrus H7843 H8765 verderven H4026 , en haar torens H2040 H8804 afbreken H6083 ; ja, Ik zal haar stof H5500 H8765 van haar wegvagen H6706 , en zal haar tot een gladde H5553 steenrots H5414 H8804 maken.
  5 H8432 Zij zal in het midden H3220 der zee H4894 zijn [tot] uitspreiding H2764 van netten H1696 H8765 ; want Ik heb het gesproken H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE H1471 ; en zij zal den heidenen H957 ten roof worden.
  6 H1323 En haar dochteren H7704 , die in het veld H2719 zijn, zullen met het zwaard H2026 H8735 gedood worden H3045 H8804 ; en zij zullen weten H3068 , dat Ik de HEERE ben.
  7 H559 H8804 Want alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H5019 : Ziet, Ik zal Nebukadrezar H4428 , den koning H894 van Babel H4428 , den koning H4428 der koningen H6828 , van het noorden H6865 tegen Tyrus H935 H8688 brengen H5483 , met paarden H7393 en met wagenen H6571 , en met ruiteren H6951 , en [krijgs] vergaderingen H7227 , en veel H5971 volks.
  8 H1323 Hij zal uw dochteren H7704 op het veld H2719 met het zwaard H2026 H8799 doden H1785 , en hij zal sterkten H5414 H8804 tegen u maken H5550 , en een wal H8210 H8804 tegen u opwerpen H6793 , en rondassen H6965 H8689 tegen u opheffen.
  9 H4239 H6904 En hij zal muurbrekers H2346 tegen uw muren H5414 H8799 stellen H4026 , en uw torens H2719 met zijn zwaarden H5422 H8799 afbreken.
  10 H8229 Vanwege de menigte H5483 zijner paarden H80 zal u derzelver stof H3680 H8762 bedekken H2346 ; uw muren H7493 H8799 zullen beven H6963 vanwege het gedruis H6571 der ruiteren H1534 , en wielen H7393 , en wagenen H8179 , als hij door uw poorten H935 H8800 zal intrekken H3996 , gelijk [door] de ingangen H1234 H8794 ener doorgebrokene H5892 stad.
  11 H6541 Hij zal met de hoeven H5483 zijner paarden H2351 al uw straten H7429 H8799 vertreden H5971 ; uw volk H2719 zal hij met het zwaard H2026 H8799 doden H4676 , en elk een van de kolommen H5797 uwer sterkten H776 zal ter aarde H3381 H8799 nederstorten.
  12 H2428 En zij zullen uw vermogen H7997 H8804 roven H7404 , en uw koopmanswaren H962 H8804 plunderen H2346 , en uw muren H2040 H8804 afbreken H2532 , en uw kostelijke H1004 huizen H5422 H8799 omwerpen H68 ; en uw stenen H6086 , en uw hout H6083 , en uw stof H8432 zullen zij in het midden H4325 der wateren H7760 H8799 werpen.
  13 H1995 Zo zal Ik het gedeun H7892 uwer liederen H7673 H8689 doen ophouden H6963 , en het geklank H3658 uwer harpen H8085 H8735 zal niet meer gehoord worden.
  14 H5414 H8804 Ja, Ik zal u maken H6706 tot een gladde H5553 steenrots H4894 ; gij zult zijn [tot] uitspreiding H2764 der netten H1129 H8735 , gij zult niet meer gebouwd worden H3068 ; want Ik, de HEERE H1696 H8765 , heb het gesproken H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE.
  15 H559 H8804 Alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H6865 tot Tyrus H339 : Zullen niet de eilanden H6963 van het geluid H4658 uws vals H7493 H8799 beven H2491 , als de dodelijk verwonde H602 H8800 zal kermen H8432 , wanneer men in het midden H2027 van u schrikkelijk H2026 H8736 zal moorden?
  16 H5387 En alle vorsten H3220 der zee H3381 H8804 zullen afdalen H3678 van hun tronen H4598 , en hun mantels H5493 H8689 van zich doen H7553 , en hun gestikte H899 klederen H6584 H8799 uittrekken H2731 ; met sidderingen H3847 H8799 zullen zij bekleed worden H776 , op de aarde H3427 H8799 zullen zij nederzitten H7281 , en telken ogenblik H2729 H8804 sidderen H8074 H8804 , en over u ontzet zijn;
  17 H7015 En zij zullen een klaaglied H5375 H8804 over u opheffen H559 H8804 , en tot u zeggen H3220 : Hoe zijt gij uit de zeeen H6 H8804 vergaan H3427 H8737 , gij welbewoonde H1984 H8794 , gij beroemde H5892 stad H2389 , die sterk H3220 geweest is ter zee H3427 H8802 , zij en haar inwoners H2851 ; die hunlieder schrik H5414 H8804 gaven H3427 H8802 aan allen, die in haar woonden!
  18 H339 Nu zullen de eilanden H2729 H8799 sidderen H3117 ten dage H4658 uws vals H339 ; ja, de eilanden H3220 , die in de zee H926 H8738 zijn, zullen beroerd worden H3318 H8800 vanwege uw uitgang.
  19 H559 H8804 Want alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H5414 H8800 : Als Ik u zal stellen H2717 H8737 [tot] een verwoeste H5892 stad H5892 , gelijk de steden H3427 H8738 , die niet bewoond worden H8415 ; als Ik een afgrond H5927 H8687 over u zal doen opkomen H7227 , en de grote H4325 wateren H3680 H8765 u zullen overdekken.
  20 H3381 H8689 Dan zal Ik u doen nederdalen H953 met degenen die in den kuil H3381 H8802 nederdalen H5769 tot het oude H5971 volk H3427 H8689 , en zal u doen nederliggen H8482 in de onderste plaatsen H776 der aarde H2723 , in de woeste H5769 plaatsen, [die] van ouds H953 geweest zijn, met degenen, die in den kuil H3381 H8802 nederdalen H3427 H8799 , opdat gij niet bewoond wordt H6643 ; en Ik zal het sieraad H5414 H8804 herstellen H776 in het land H2416 der levenden.
  21 H1091 [Maar] u zal Ik tot een groten schrik H5414 H8799 stellen H1245 H8792 , en gij zult er niet [meer] zijn; als gij gezocht wordt H4672 H8735 , zo zult gij niet meer gevonden worden H5769 in eeuwigheid H5002 H8803 , spreekt H136 de Heere H3069 HEERE.