Genesis 3:3-7

DSV_Strongs(i)
  3 H4480 Maar van H6529 de vrucht H6086 des booms H834 , die H8432 in het midden H1588 des hofs H430 [is], heeft God H559 H8804 gezegd H4480 : Gij zult van H3808 die niet H398 H8799 eten H3808 , noch H5060 H8799 die aanroeren H6435 , opdat gij niet H4191 H8799 sterft.
  4 H559 H8799 Toen zeide H5175 de slang H413 tot H802 de vrouw H4191 H8800 : Gijlieden zult den dood H3808 niet H4191 H8799 sterven;
  5 H3588 Maar H430 God H3045 H8802 weet H3588 , dat H3117 , ten dage H4480 als gij daarvan H398 H8800 eet H5869 , zo zullen uw ogen H6491 H8738 geopend worden H430 , en gij zult als God H1961 H8804 wezen H3045 H8802 , kennende H2896 het goed H7451 en het kwaad.
  6 H802 En de vrouw H7200 H8799 zag H3588 , dat H6086 die boom H2896 goed H3978 [was] tot spijze H3588 , en dat H1931 hij H8378 een lust H5869 [was] voor de ogen H6086 , ja, een boom H2530 H8737 , die begeerlijk was H7919 H8687 om verstandig te maken H3947 H8799 ; en zij nam H4480 van H6529 zijn vrucht H398 H8799 en at H5414 H8799 ; en zij gaf H1571 ook H376 haar man H5973 met H398 H8799 haar, en hij at.
  7 H8147 Toen werden hun beider H5869 ogen H6491 H8735 geopend H1992 , en zij H3045 H8799 werden gewaar H3588 , dat H1992 zij H5903 naakt H8609 H0 [waren]; en zij hechtten H8384 H5929 vijgeboombladeren H8609 H8799 samen H6213 H8799 , en maakten H2290 zich schorten.