Leviticus 11:27-42

DSV_Strongs(i)
  27 H3605 En al H1992 wat H3709 op zijn poten H1980 H8802 gaat H2416 onder alle gedierte H702 , op vier H1980 H8802 [voeten] gaande H2931 , die zullen u onrein H5038 zijn; al wie hun dood aas H5060 H8802 aangeroerd zal hebben H2930 H8799 , zal onrein zijn H6153 tot aan den avond.
  28 H5038 Ook die hun dood aas H5375 H8802 zal gedragen hebben H899 , zal zijn klederen H3526 H8762 wassen H2930 H8804 , en onrein zijn H6153 tot aan den avond H2931 ; zij zullen u onrein zijn.
  29 H8318 Verder zal u dit onder het kruipend H776 gedierte, dat op de aarde H8317 H8802 kruipt H2931 , onrein H2467 zijn: het wezeltje H5909 , en de muis H6632 , en de schildpad H4327 , naar haar aard;
  30 H604 En de zwijnegel H3581 , en de krokodil H3911 , en de hagedis H2546 , en de slak H8580 , en de mol;
  31 H2931 Die zullen u onrein H8318 zijn onder alle kruipend H5060 H8802 gedierte; zo wie die zal aangeroerd hebben H4194 , als zij dood H2930 H8799 zijn, zal onrein zijn H6153 tot aan den avond.
  32 H5307 H8799 Daartoe al hetgeen, waarop [iets] van dezelve vallen zal H4194 , als zij dood H2930 H8799 zijn, zal onrein zijn H6086 , [hetzij] van alle houten H3627 vat H899 , of kleed H5785 , of vel H8242 , of zak H3627 , [of] alle vat H4399 , waarmede [enig] werk H6213 H8735 gedaan wordt H4325 ; het zal in het water H935 H8714 gestoken worden H2930 H8804 , en onrein zijn H6153 tot aan den avond H2891 H8804 ; daarna zal het rein zijn.
  33 H2789 En alle aarden H3627 vat H8432 , waarin H5307 H8799 [iets] van dezelve zal gevallen zijn H2930 H8799 , al wat daarin is, zal onrein zijn H7665 H8799 , en gij zult dat breken.
  34 H400 Van alle spijze H398 H8735 , die men eet H4325 , waarop het water H935 H8799 zal gekomen zijn H2930 H8799 , [die] zal onrein zijn H4945 ; en alle drank H8354 H8735 , die men drinkt H3627 , zal in alle vat H2930 H8799 onrein zijn.
  35 H5038 En waarop iets van hun dood aas H5307 H8799 zal vallen H2930 H8799 , zal onrein zijn H8574 ; de oven H3600 en de aarden pan H5422 H8714 zal verbroken worden H2931 ; zij zijn onrein H2931 , daarom zullen zij u onrein zijn.
  36 H4599 Doch een fontein H953 , of put H4723 van vergadering H4325 der wateren H2889 , zal rein H5038 zijn; maar wie hun dood aas H5060 H8802 zal aangeroerd hebben H2930 H8799 , zal onrein zijn.
  37 H5038 En wanneer van hun dood aas H5307 H8799 zal gevallen zijn H2221 op enig zaaibaar H2233 zaad H2232 H8735 , dat gezaaid wordt H2889 , dat zal rein zijn.
  38 H4325 Maar als water H2233 op het zaad H5414 H8714 gedaan zal worden H5038 , en van hun dood aas H5307 H8804 daarop zal gevallen zijn H2931 , dat zal u onrein zijn.
  39 H929 En wanneer van de dieren H402 , die u tot spijze zijn H4191 H8799 , [iets] zal gestorven zijn H5038 , wie deszelfs dood aas H5060 H8802 zal aangeroerd hebben H2930 H8799 , zal onrein zijn H6153 tot aan den avond.
  40 H5038 Ook die van hun dood aas H398 H8802 gegeten zal hebben H899 , zal zijn klederen H3526 H8762 wassen H2930 H8804 , en onrein zijn H6153 tot aan den avond H5038 ; en die hun dood aas H5375 H8802 zal gedragen hebben H899 , zal zijn klederen H3526 H8762 wassen H2930 H8804 , en onrein zijn H6153 tot aan den avond.
  41 H8318 Voorts alle kruipend H776 gedierte, dat op de aarde H8317 H8802 kruipt H8263 , zal een verfoeisel H398 H8735 zijn; het zal niet gegeten worden.
  42 H1512 Al wat op zijn buik H1980 H8802 gaat H1980 H8802 , en al wat gaat H702 op zijn vier H7235 H0 [voeten], of al wat vele H7272 voeten H7235 H8688 heeft H8318 , onder alle kruipend H776 gedierte, dat op de aarde H8317 H8802 kruipt H398 H8799 , die zult gij niet eten H8263 , want zij zijn een verfoeisel.