Jeremiah 46

DSV_Strongs(i)
  1 H1697 Het woord H3068 des HEEREN H5030 , dat tot den profeet H3414 Jeremia H1471 geschied is tegen de heidenen.
  2 H4714 Tegen Egypte H2428 ; tegen het heir H6549 van Farao Necho H4428 , koning H4714 van Egypte H5104 , dat aan de rivier H6578 Frath H3751 , bij Karchemis H5019 was, dat Nebukadrezar H4428 , de koning H894 van Babel H5221 H8689 , sloeg H7243 , in het vierde H8141 jaar H3079 van Jojakim H1121 , den zoon H2977 van Josia H4428 , den koning H3063 van Juda.
  3 H6186 H0 Rust H4043 het schild H6793 en de rondas H6186 H8798 toe H5066 H8798 , en nadert H4421 tot den strijd!
  4 H631 H0 Spant H5483 de paarden H631 H8798 aan H5927 H8798 , en klimt op H6571 , gij ruiters H3320 H8690 ! en stelt u H3553 met helmen H4838 H8798 ; veegt H7420 de spiesen H3847 H0 , trekt H5630 de pantsiers H3847 H8798 aan!
  5 H7200 H8804 Waarom zie Ik H2844 , [dat] zij versaagd H268 [en] achterwaarts H5472 H8737 gedreven zijn H1368 ? Zelfs hun helden H3807 H8714 zijn verslagen H5127 H8804 H4498 , en nemen de vlucht H6437 H8689 , en zien niet om H4032 ; er is schrik H5439 van rondom H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE.
  6 H7031 De snelle H5127 H8799 ontvliede H1368 niet, en de held H4422 H8735 ontkome H6828 niet; tegen het noorden H3027 , aan den oever H5104 der rivier H6578 Frath H3782 H8804 zijn zij gestruikeld H5307 H8804 en gevallen.
  7 H5927 H8799 Wie is deze, [die] optrekt H2975 als een stroom H4325 , wiens wateren H1607 H8691 zich bewegen H5104 als de rivieren?
  8 H4714 Egypte H5927 H8799 trekt op H2975 als een stroom H4325 , en [zijn] wateren H1607 H8704 bewegen zich H5104 als de rivieren H559 H8799 ; en hij zegt H5927 H8799 : Ik zal optrekken H776 , ik zal de aarde H3680 H8762 bedekken H5892 , ik zal de stad H3427 H8802 , en die daarin wonen H6 H8686 , verderven.
  9 H5927 H8798 Trekt op H5483 , gij paarden H1984 H8703 ! en raast H7393 , gij wagens H1368 ! en laat de helden H3318 H8799 uittrekken H3568 : de Moren H6316 , en de Puteers H4043 , die het schild H8610 H8802 handelen H3866 , en de Lydiers H7198 , die den boog H8610 H8802 handelen H1869 H8802 [en] spannen.
  10 H3117 Maar deze dag H136 is des HEEREN H3069 , des HEEREN H6635 der heirscharen H3117 , een dag H5360 der wrake H5358 H8736 , dat Hij zich wreke H6862 van Zijn wederpartijders H2719 , en het zwaard H398 H8804 zal vreten H7646 H8804 , en verzadigd H7301 H8804 , en dronken worden H1818 van hun bloed H136 ; want de Heere H3069 , HEERE H6635 der heirscharen H2077 , heeft een slachtoffer H776 in het land H6828 van het noorden H5104 , aan de rivier H6578 Frath.
  11 H5927 H8798 Ga henen op H1568 naar Gilead H3947 H8798 , en haal H6875 balsem H1330 , gij jonkvrouw H1323 , dochter H4714 van Egypte H7723 ! Tevergeefs H7235 H8689 vermenigvuldigt gij H7499 de medicijnen H8585 , er is geen heling voor u.
  12 H1471 De volken H7036 hebben uw schande H8085 H8804 gehoord H776 , en het land H4390 H8804 is vol H6682 van uw gekrijt H3782 H8804 ; want zij hebben zich gestoten H1368 , held H1368 tegen held H8147 , zij zijn beiden H3162 te zamen H5307 H8804 gevallen.
  13 H1697 Het woord H3068 , dat de HEERE H5030 tot den profeet H3414 Jeremia H1696 H8765 sprak H935 H8800 , van de aankomst H5019 van Nebukadrezar H4428 , den koning H894 van Babel H776 H4714 , om Egypteland H5221 H8687 te slaan.
  14 H5046 H8685 Verkondigt H4714 in Egypte H8085 H8685 , en doet het horen H4024 te Migdol H8085 H8685 ; doet het ook horen H5297 te Nof H8471 en Tachpanhes H559 H8798 ; zegt H3320 H8690 : Stelt er u naar H3559 H8685 , en maakt u gereed H2719 , want het zwaard H398 H8804 heeft verteerd H5439 , wat rondom u is.
  15 H47 Waarom zijn uw sterken H5502 H8738 weggeveegd H5975 H8804 ? Zij stonden H3068 niet, omdat hen de HEERE H1920 H8804 voortdreef.
  16 H7235 H0 Hij maakte H3782 H8802 der struikelenden H7235 H8689 veel H376 ; ja, de een H5307 H8804 viel H7453 op den ander H559 H8799 ; zodat zij zeiden H6965 H8798 : Staat op H7725 H8799 en laat ons wederkeren H5971 tot ons volk H776 , en tot het land H4138 onzer geboorte H6440 , vanwege H3238 H8802 het verdrukkende H2719 zwaard.
  17 H7121 H8804 Daar riepen zij H6547 : Farao H4428 , de koning H4714 van Egypte H7588 , is [maar] een gedruis H4150 ; hij heeft den gezetten tijd H5674 H8689 laten voorbijgaan.
  18 H2416 [Zo] [waarachtig] [als] Ik leef H5002 H8803 , spreekt H4428 de Koning H8034 , Wiens Naam H3068 is HEERE H6635 der heirscharen H8396 ; hij zal voorzeker, als Thabor H2022 onder de bergen H3760 , en als Karmel H3220 bij de zee H935 H8799 , aankomen!
  19 H6213 H8798 Maak H3627 voor u gereedschap H1473 der gevankelijke wegvoering H3427 H8802 , gij inwoneres H1323 , gij dochter H4714 van Egypte H5297 ! want Nof H8047 zal ter verwoesting H3341 H8738 worden, en zal verbrand worden H3427 H8802 , dat er niemand in wone.
  20 H4714 Egypte H3304 is een zeer schone H5697 vaarze H7171 ; de slachter H935 H8804 komt H935 H8804 , hij komt H6828 van het noorden.
  21 H7916 Zelfs haar gehuurden H7130 in haar midden H4770 zijn als gemeste H5695 kalveren H6437 H8689 ; maar die hebben zich ook gewend H3162 , zij zijn te zamen H5127 H8804 gevlucht H5975 H8804 , zij hebben niet gestaan H3117 ; want de dag H343 huns verderfs H935 H8804 is over hen gekomen H6256 , de tijd H6486 hunner bezoeking.
  22 H6963 Haar stem H3212 H8799 zal gaan H5175 als van een slang H2428 ; want zij zullen met krijgsmacht H3212 H8799 daarhenen trekken H7134 , en tot haar met bijlen H935 H8804 komen H2404 H8802 H6086 , gelijk houthouwers.
  23 H3293 Zij hebben haar woud H3772 H8804 afgehouwen H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE H2713 H8735 , hoewel het niet is te onderzoeken H7231 H8804 ; want zij zijn meerder H697 dan de sprinkhanen H369 , zodat men hen niet H4557 tellen kan.
  24 H1323 De dochter H4714 van Egypte H3001 H8689 is beschaamd H5414 H8738 ; zij is gegeven H3027 in de hand H5971 des volks H6828 van het noorden.
  25 H3068 De HEERE H6635 der heirscharen H430 , de God H3478 Israels H559 H8804 , zegt H6485 H8802 : Ziet, Ik zal bezoeking doen H527 H8676 H528 over de menigte H4996 van No H6547 , en over Farao H4714 , en over Egypte H430 , en over haar goden H4428 , en over haar koningen H6547 , ja, over Farao H982 H8802 , en over degenen, die op hem vertrouwen.
  26 H5414 H8804 En Ik zal hen geven H3027 in de hand H5315 dergenen, die hunlieder ziel H1245 H8764 zoeken H3027 , en in de hand H5019 van Nebukadrezar H4428 , den koning H894 van Babel H3027 , en in de hand H5650 zijner knechten H310 . Maar daarna H7931 H8799 zal zij bewoond worden H3117 als [in] de dagen H6924 van ouds H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE.
  27 H5650 Maar gij, Mijn knecht H3290 Jakob H3372 H8799 ! vrees H2865 H8735 niet, en ontzet u H3478 niet, o Israel H3467 H8688 ! want zie, Ik zal u verlossen H7350 uit verre H2233 [landen], en uw zaad H776 uit het land H7628 hunner gevangenis H3290 ; en Jakob H7725 H8804 zal wederkomen H8252 H8804 , en stil H7599 H8768 en gerust zijn H2729 H8688 , en niemand zal [hem] verschrikken.
  28 H5650 Gij [dan] Mijn knecht H3290 Jakob H3372 H8799 ! vrees H5002 H8803 niet, spreekt H3068 de HEERE H3617 ; want Ik ben met u; want Ik zal een voleinding H6213 H8799 maken H1471 met al de heidenen H5080 H8689 , waarhenen Ik u gedreven zal hebben H3617 , doch met u zal Ik geen voleinding H6213 H8799 maken H3256 H8765 , maar u kastijden H4941 met mate H5352 H8763 , en u niet gans H5352 H8762 onschuldig houden.