DSV_Strongs(i)
7
H3318 H8800
Toen ik uitging
H8179
naar de poort
H5921
door
H7176
de stad
H4186
, [toen] ik mijn stoel
H7339
op de straat
H3559 H8686
liet bereiden.
8
H5288
De jongens
H7200 H8804
zagen
H2244 H8738
mij, en verstaken zich
H3453
, en de stokouden
H6965 H8804
rezen op
H5975 H8804
[en] stonden.
9
H8269
De oversten
H6113 H0
hielden
H4405
de woorden
H6113 H8804
in
H7760 H8799
, en leiden
H3709
de hand
H6310
op hun mond.
10
H6963
De stem
H5057
der vorsten
H2244 H8738
verstak zich
H3956
, en hun tong
H1692 H8804
kleefde
H2441
aan hun gehemelte.
11
H3588
Als
H241
een oor
H8085 H8804
[mij] hoorde
H833 H8762
, zo hield het mij gelukzalig
H5869
; als [mij] een oog
H7200 H8804
zag
H5749 H8686
, zo getuigde het van mij.
12
H3588
Want
H4422 H8762
ik bevrijdde
H6041
den ellendige
H7768 H8764
, die riep
H3490
, en den wees
H3808
, die geen
H5826 H8802
helper had.
13
H1293
De zegen
H6 H8802
desgenen, die verloren ging
H935 H8799
, kwam
H5921
op
H3820
mij; en het hart
H490
der weduwe
H7442 H8686
deed ik vrolijk zingen.
14
H3847 H8804
Ik bekleedde mij
H6664
met gerechtigheid
H3847 H8799
, en zij bekleedde
H4941
mij; mijn oordeel
H4598
was als een mantel
H6797
en vorstelijke hoed.
15
H5787
Den blinden
H1961 H8804
was ik
H5869
[tot] ogen
H6455
, en den kreupelen
H589
was ik
H7272
[tot] voeten.