DSV_Strongs(i)
2
H559 H8799
Zo sprak
H85
Abraham
H413
tot
H5650
zijn knecht
H2205
, den oudste
H1004
van zijn huis
H4910 H8802
, regerende
H3605
over alles
H834
, wat
H7760 H8798
hij had: Leg
H4994
toch
H3027
uw hand
H8478
onder
H3409
mijn heup,
3
H7650 H8686
Opdat ik u doe zweren
H3068
bij den HEERE
H430
, den God
H8064
des hemels
H430
, en den God
H776
der aarde
H834
, dat
H1121
gij voor mijn zoon
H3808
geen
H802
vrouw
H3947 H8799
nemen zult
H4480
van
H1323
de dochteren
H3669
der Kanaanieten
H7130
, in het midden
H834
van welke
H595
ik
H3427 H8802
woon;
4
H3588
Maar
H413
dat gij naar
H776
mijn land
H413
, en naar
H4138
mijn maagschap
H3212 H8799
trekken
H1121
, en voor mijn zoon
H3327
Izak
H802
een vrouw
H3947 H8804
nemen zult.
5
H5650
En die knecht
H559 H8799
zeide
H413
tot
H194
hem: Misschien
H802
zal die vrouw
H310
mij
H3808
niet
H14 H8799
willen
H3212 H8800
volgen
H413
in
H2063
dit
H776
land
H1121
; zal ik dan uw zoon
H7725 H8687
moeten
H7725 H8686
wederbrengen
H413
in
H776
het land
H834 H4480 H8033
, waar
H3318 H8804
gij uitgetogen zijt?
6
H85
En Abraham
H559 H8799
zeide
H413
tot
H8104 H8734
hem: Wacht u
H6435 H0
, dat
H1121
gij mijn zoon
H6435
niet
H7725 H0
weder
H8033
daarheen
H7725 H8686
brengt!
7
H3068
De HEERE
H430
, de God
H8064
des hemels
H834
, Die
H4480
mij uit
H1
mijns vaders
H1004
huis
H4480
en uit
H776
het land
H4138
mijner maagschap
H3947 H8804
genomen heeft
H834
, en Die
H1696 H8765
tot mij gesproken heeft
H834
, en Die
H7650 H8738
mij gezworen heeft
H559 H8800
, zeggende
H2233
: Aan uw zaad
H2063
zal Ik dit
H776
land
H5414 H8799
geven
H1931
! Die Zelf
H4397
zal Zijn Engel
H6440
voor uw aangezicht
H7971 H8799
zenden
H1121
, dat gij voor mijn zoon
H4480
van
H8033
daar
H802
een vrouw
H3947 H8804
neemt.
8
H518
Maar indien
H802
de vrouw
H310
u
H3808
niet
H3212 H8800
volgen
H14 H8799
wil
H5352 H8738
, zo zult gij rein zijn
H2063
van dezen
H7621
mijn eed
H7535
; alleenlijk
H7725 H0
breng
H1121
mijn zoon
H8033
daar
H3808
niet
H7725 H8686
weder heen.
9
H7760 H8799
Toen legde
H5650
de knecht
H3027
zijn hand
H8478
onder
H3409
de heup
H85
van Abraham
H113
, zijn heer
H7650 H8735
, en hij zwoer
H5921
hem over
H2088
deze
H1697
zaak.
10
H5650
En die knecht
H3947 H8799
nam
H6235
tien
H1581
kemelen
H113
van zijns heren
H1581
kemelen
H3212 H8799
, en toog heen
H3605
; en al
H2898
het goed
H113
zijns heren
H3027
was in zijn hand
H6965 H8799
; en hij maakte zich op
H3212 H8799
, en toog heen
H413
naar
H763
Mesopotamie
H413
, naar
H5892
de stad
H5152
van Nahor.
11
H1581
En hij deed de kemelen
H1288 H8686
nederknielen
H2351
buiten
H5892
de stad
H413
, bij
H875 H4325
een waterput
H6256 H6153
, des avondtijds
H6256
, ten tijde
H7579 H8802
, als de putsters
H3318 H8800
uitkwamen.
12
H559 H8799
En hij zeide
H3068
: HEERE
H430
! God
H113
van mijn heer
H85
Abraham
H6440
! doe [haar] mij
H4994
toch
H3117
heden
H7136 H8685
ontmoeten
H6213 H8798
, en doe
H2617
weldadigheid
H5973
bij
H85
Abraham
H113
, mijn heer.
13
H2009
Zie
H595
, ik
H5324 H8737
sta
H5921
bij
H5869 H4325
de waterfontein
H1323
, en de dochteren
H582
der mannen
H5892
dezer stad
H3318 H8802
zijn uitgaande
H4325
om water
H7579 H8800
te putten;
14
H1961 H8799
Zo geschiede
H5291
, dat die jonge dochter
H413
, tot
H834
welke
H559 H8799
ik zal zeggen
H5186 H8685
: Neig
H4994
toch
H3537
uw kruik
H8354 H8799
, dat ik drinke
H559 H8804
; en zij zal zeggen
H8354 H8798
: Drink
H1571
, en ik zal ook
H1581
uw kemelen
H8248 H8686
drenken
H853
; diezelve
H5650
[zij], die Gij Uw knecht
H3327
Izak
H3198 H8689
toegewezen hebt
H3045 H8799
, en dat ik daaraan bekenne
H3588
, dat
H2617
Gij weldadigheid
H5973
bij
H113
mijn heer
H6213 H8804
gedaan hebt.