DSV_Strongs(i)
5
H7971 H8799
Die zond
H4397
boden
H1109
aan Bileam
H1121
, den zoon
H1160
van Beor
H6604
, te Pethor
H5104
, hetwelk aan de rivier
H776
is, in het land
H1121
der kinderen
H5971
zijns volks
H7121 H8800
, om hem te roepen
H559 H8800
, zeggende
H5971
: Zie, er is een volk
H4714
uit Egypte
H3318 H8804
getogen
H5869
; zie, het heeft het gezicht
H776
des lands
H3680 H8765
bedekt
H3427 H8802
, en het blijft liggen
H4136
recht tegenover mij.
6
H3212 H8798
En nu, kom
H779 H8798
toch, vervloek
H5971
mij dit volk
H6099
, want het is machtiger
H3201 H8799
dan ik; misschien zal ik het kunnen
H5221 H8686
slaan
H776
, of het uit het land
H1644 H8762
verdrijven
H3045 H8804
; want ik weet
H1288 H8762
, dat, wien gij zegent
H1288 H8794
, die zal gezegend zijn
H779 H8799
, en wien gij vervloekt
H779 H8714
, die zal vervloekt zijn.
7
H3212 H8799
Toen gingen
H2205
de oudsten
H4124
der Moabieten
H2205
, en de oudsten
H4080
der Midianieten
H7081
, en hadden het [loon] [der] waarzeggingen
H3027
in hun hand
H935 H8799
; alzo kwamen zij
H1109
tot Bileam
H1696 H8762
, en spraken
H1697
tot hem de woorden
H1111
van Balak.
8
H559 H8799
Hij dan zeide
H3885 H8798
tot hen: Vernacht
H3915
hier dezen nacht
H1697
, zo zal ik ulieden een antwoord
H7725 H8689
wederbrengen
H3068
, gelijk als de HEERE
H1696 H8762
tot mij zal gesproken hebben
H3427 H8799
. Toen bleven
H8269
de vorsten
H4124
der Moabieten
H1109
bij Bileam.
9
H430
En God
H935 H8799
kwam
H1109
tot Bileam
H559 H8799
en zeide
H582
: Wie zijn die mannen, die bij u zijn?
10
H559 H8799
Toen zeide
H1109
Bileam
H430
tot God
H1111
: Balak
H1121
, de zoon
H6834
van Zippor
H4428
, de koning
H4124
der Moabieten
H7971 H8804
, heeft hen tot mij gezonden, [zeggende]:
11
H5971
Zie, er is een volk
H4714
uit Egypte
H3318 H8802
getogen
H5869
, en het heeft het gezicht
H776
des lands
H3680 H8762
bedekt
H3212 H8798
; kom
H6895 H8798
nu, vervloek
H3201 H8799
het mij; misschien zal ik tegen hetzelve kunnen
H3898 H8736
strijden
H1644 H8765
, of het uitdrijven.
12
H559 H8799
Toen zeide
H430
God
H1109
tot Bileam
H3212 H8799
: Gij zult met hen niet trekken
H5971
; gij zult dat volk
H779 H8799
niet vloeken
H1288 H8803
, want het is gezegend.
13
H6965 H0
Toen stond
H1109
Bileam
H1242
des morgens
H6965 H8799
op
H559 H8799
, en zeide
H8269
tot de vorsten
H1111
van Balak
H3212 H8798
: Gaat
H776
naar uw land
H3068
; want de HEERE
H3985 H8765
weigert
H5414 H8800
mij toe te laten
H1980 H8800
met ulieden te gaan.
14
H6965 H0
Zo stonden
H8269
dan de vorsten
H4124
der Moabieten
H6965 H8799
op
H935 H8799
, en kwamen
H1111
tot Balak
H559 H8799
, en zij zeiden
H1109
: Bileam
H3985 H8765
heeft geweigerd
H1980 H8800
met ons te gaan.
15
H1111
Doch Balak
H3254 H8686
voer nog voort
H8269
vorsten
H7971 H8800
te zenden
H7227
, meer
H3513 H8737
en eerlijker, dan die waren;
16
H1109
Die tot Bileam
H935 H8799
kwamen
H559 H8799
, en hem zeiden
H559 H8804
: Alzo zegt
H1111
Balak
H1121
, de zoon
H6834
van Zippor
H4513 H8735
: Laat u toch niet beletten
H1980 H8800
tot mij te komen!
17
H3966
Want ik zal u zeer
H3513 H8763
hoog
H3513 H8762
vereren
H559 H8799
, en al wat gij tot mij zeggen zult
H6213 H8799
, dat zal ik doen
H3212 H8798
; zo kom
H6895 H8798
toch, vervloek
H5971
mij dit volk!
18
H6030 H8799
Toen antwoordde
H1109
Bileam
H559 H8799
, en zeide
H5650
tot de dienaren
H1111
van Balak
H1111
: Wanneer Balak
H1004
mij zijn huis
H4393
vol
H3701
zilver
H2091
en goud
H5414 H8799
gave
H3201 H8799
, zo vermocht ik
H6310
niet het bevel
H3068
des HEEREN
H430
mijns Gods
H5674 H8800
te overtreden
H6213 H8800
, om te doen
H6996
klein
H1419
of groot.
19
H3427 H8798
En nu, blijft gijlieden
H3915
toch ook hier dezen nacht
H3045 H8799
, opdat ik wete
H3068
, wat de HEERE
H3254 H8686
tot mij verder
H1696 H8763
spreken zal.
20
H430
God
H935 H8799
nu kwam
H1109
tot Bileam
H3915
des nachts
H559 H8799
, en zeide
H582
tot hem: Dewijl die mannen
H935 H8804
gekomen zijn
H7121 H8800
, om u te roepen
H6965 H8798
, sta op
H3212 H8798
, ga
H389
met hen; en nochtans
H1697
zult gij dat
H6213 H8799
doen
H1696 H8762
, hetwelk Ik tot u spreken zal.