Psalms 104

DSV_Strongs(i)
  1 H1288 H8761 Loof H3068 den HEERE H5315 , mijn ziel H3068 ! O HEERE H430 , mijn God H3966 ! Gij zijt zeer H1431 H8804 groot H3847 H8804 , Gij zijt bekleed H1935 met majesteit H1926 en heerlijkheid.
  2 H5844 H8802 Hij bedekt Zich H216 met het licht H8008 , als met een kleed H5186 H8802 ; Hij rekt H8064 den hemel H3407 uit als een gordijn.
  3 H5944 Die Zijn opperzalen H7136 H8764 zoldert H4325 in de wateren H5645 , Die van de wolken H7398 Zijn wagen H7760 H8802 maakt H3671 , Die op de vleugelen H7307 des winds H1980 H8764 wandelt.
  4 H6213 H8802 Hij maakt H4397 Zijn engelen H7307 geesten H8334 H8764 , Zijn dienaars H3857 H8802 tot een vlammend H784 vuur.
  5 H776 Hij heeft de aarde H3245 H8804 gegrond H4349 op haar grondvesten H5769 ; zij zal nimmermeer H5703 noch eeuwiglijk H4131 H8735 wankelen.
  6 H8415 Gij hadt ze met den afgrond H3830 als een kleed H3680 H8765 overdekt H4325 ; de wateren H5975 H8799 stonden H2022 boven de bergen.
  7 H4480 Van H1606 Uw schelden H5127 H8799 vloden zij H2648 H8735 , zij haastten zich H6963 weg voor de stem H7482 Uws donders.
  8 H2022 De bergen H5927 H8799 rezen op H1237 , de dalen H3381 H8799 daalden H4725 , ter plaatse H2088 , die H3245 H8804 Gij voor hen gegrond hadt.
  9 H1366 Gij hebt een paal H7760 H8804 gesteld H5674 H8799 , dien zij niet overgaan zullen H776 ; zij zullen de aarde H7725 H8799 niet weder H3680 H8763 bedekken.
  10 H4599 Die de fonteinen H7971 H8764 uitzendt H5158 door de dalen H2022 , dat zij tussen de gebergten H1980 H8762 henen wandelen.
  11 H8248 H8686 Zij drenken H2416 al het gedierte H7704 des velds H6501 ; de woudezels H7665 H8799 breken H6772 er hun dorst [mede].
  12 H7931 H8799 Bij dezelve woont H5775 het gevogelte H8064 des hemels H6963 , een stem H5414 H8799 gevende H996 van tussen H6073 de takken.
  13 H8248 H8688 Hij drenkt H2022 de bergen H5944 uit Zijn opperzalen H776 ; de aarde H7646 H8799 wordt verzadigd H6529 van de vrucht H4639 Uwer werken.
  14 H2682 Hij doet het gras H6779 H8688 uitspruiten H929 voor de beesten H6212 , en het kruid H5656 tot dienst H120 des mensen H3899 , doende het brood H776 uit de aarde H3318 H8687 voortkomen.
  15 H3196 En den wijn H3824 , die het hart H582 des mensen H8055 H8762 verheugt H6440 , doende het aangezicht H6670 H8687 blinken H8081 van olie H3899 ; en het brood H3824 , dat het hart H582 des mensen H5582 H8799 sterkt.
  16 H6086 De bomen H3068 des HEEREN H7646 H8799 worden verzadigd H730 , de cederbomen H3844 van Libanon H5193 H8804 , die Hij geplant heeft;
  17 H6833 Alwaar de vogeltjes H7077 H8762 nestelen H2624 ; des ooievaars H1004 huis H1265 zijn de dennebomen.
  18 H1364 De hoge H2022 bergen H3277 zijn voor de steenbokken H5553 ; de steenrotsen H4268 zijn een vertrek H8227 voor de konijnen.
  19 H3394 Hij heeft de maan H6213 H8804 gemaakt H4150 tot de gezette tijden H8121 , de zon H3045 H8804 weet H3996 haar ondergang.
  20 H7896 H8799 Gij beschikt H2822 de duisternis H3915 , en het wordt nacht H2416 , in denwelken al het gedierte H3293 des wouds H7430 H8799 uittreedt:
  21 H3715 De jonge leeuwen H7580 H8802 , briesende H2964 om een roof H400 , en om hun spijs H410 van God H1245 H8763 te zoeken.
  22 H8121 De zon H2224 H8799 opgaande H622 H8735 , maken zij zich weg H7257 H8799 , en liggen neder H4585 in hun holen.
  23 H120 De mens H3318 H8799 gaat [dan] uit H6467 tot zijn werk H5656 , en naar zijn arbeid H6153 tot den avond toe.
  24 H7231 H8804 Hoe groot H4639 zijn Uw werken H3068 , o HEERE H2451 ! Gij hebt ze alle met wijsheid H6213 H8804 gemaakt H776 ; het aardrijk H4390 H8804 is vol H7075 van Uw goederen.
  25 H3220 Deze zee H1419 , die groot H7342 en wijd H3027 van ruimte H7431 is, daarin is het wriemelende gedierte H4557 , en dat zonder getal H6996 , kleine H2416 gedierten H1419 met grote.
  26 H1980 H8762 Daar wandelen H591 de schepen H3882 , [en] de Leviathan H3335 H8804 , dien Gij geformeerd hebt H7832 H8763 , [om] daarin te spelen.
  27 H7663 H8762 Zij allen wachten H400 op U, dat Gij [hun] hun spijze H5414 H8800 geeft H6256 te zijner tijd.
  28 H5414 H8799 Geeft Gij H3950 H8799 ze hun, zij vergaderen H3027 ze; doet Gij Uw hand H6605 H8799 open H2896 , zij worden met goed H7646 H8799 verzadigd.
  29 H5641 H8686 Verbergt Gij H6440 Uw aangezicht H926 H8735 , zij worden verschrikt H7307 ; neemt Gij hun adem H622 H8799 weg H1478 H8799 , zij sterven H7725 H8799 , en zij keren weder H6083 tot hun stof.
  30 H7971 H8762 Zendt Gij H7307 Uw Geest H1254 H8735 uit, zo worden zij geschapen H2318 H8762 , en Gij vernieuwt H6440 het gelaat H127 des aardrijks.
  31 H3519 De heerlijkheid H3068 des HEEREN H5769 zij tot in der eeuwigheid H3068 ; de HEERE H8055 H8799 verblijde Zich H4639 in Zijn werken.
  32 H776 Als Hij de aarde H5027 H8688 aanschouwt H7460 H8799 , zo beeft zij H2022 ; als Hij de bergen H5060 H8799 aanroert H6225 H8799 , zo roken zij.
  33 H3068 Ik zal den HEERE H7891 H8799 zingen H2416 in mijn leven H430 ; ik zal mijn God H2167 H8762 psalmzingen H5750 , terwijl ik nog ben.
  34 H7879 Mijn overdenking H6149 H8799 van Hem zal zoet zijn H3068 ; ik zal mij in den HEERE H8055 H8799 verblijden.
  35 H2400 De zondaars H776 zullen van de aarde H8552 H8735 verdaan worden H7563 , en de goddelozen H1288 H8761 zullen niet meer zijn. Loof H3068 den HEERE H5315 , mijn ziel H1984 H8761 H3050 ! Hallelujah!