DSV_Strongs(i)
1
H1288 H8761
Loof
H3068
den HEERE
H5315
, mijn ziel
H3068
! O HEERE
H430
, mijn God
H3966
! Gij zijt zeer
H1431 H8804
groot
H3847 H8804
, Gij zijt bekleed
H1935
met majesteit
H1926
en heerlijkheid.
2
H5844 H8802
Hij bedekt Zich
H216
met het licht
H8008
, als met een kleed
H5186 H8802
; Hij rekt
H8064
den hemel
H3407
uit als een gordijn.
3
H5944
Die Zijn opperzalen
H7136 H8764
zoldert
H4325
in de wateren
H5645
, Die van de wolken
H7398
Zijn wagen
H7760 H8802
maakt
H3671
, Die op de vleugelen
H7307
des winds
H1980 H8764
wandelt.
4
H6213 H8802
Hij maakt
H4397
Zijn engelen
H7307
geesten
H8334 H8764
, Zijn dienaars
H3857 H8802
tot een vlammend
H784
vuur.
5
H776
Hij heeft de aarde
H3245 H8804
gegrond
H4349
op haar grondvesten
H5769
; zij zal nimmermeer
H5703
noch eeuwiglijk
H4131 H8735
wankelen.
6
H8415
Gij hadt ze met den afgrond
H3830
als een kleed
H3680 H8765
overdekt
H4325
; de wateren
H5975 H8799
stonden
H2022
boven de bergen.
7
H4480
Van
H1606
Uw schelden
H5127 H8799
vloden zij
H2648 H8735
, zij haastten zich
H6963
weg voor de stem
H7482
Uws donders.
8
H2022
De bergen
H5927 H8799
rezen op
H1237
, de dalen
H3381 H8799
daalden
H4725
, ter plaatse
H2088
, die
H3245 H8804
Gij voor hen gegrond hadt.
9
H1366
Gij hebt een paal
H7760 H8804
gesteld
H5674 H8799
, dien zij niet overgaan zullen
H776
; zij zullen de aarde
H7725 H8799
niet weder
H3680 H8763
bedekken.
10
H4599
Die de fonteinen
H7971 H8764
uitzendt
H5158
door de dalen
H2022
, dat zij tussen de gebergten
H1980 H8762
henen wandelen.
11
H8248 H8686
Zij drenken
H2416
al het gedierte
H7704
des velds
H6501
; de woudezels
H7665 H8799
breken
H6772
er hun dorst [mede].
12
H7931 H8799
Bij dezelve woont
H5775
het gevogelte
H8064
des hemels
H6963
, een stem
H5414 H8799
gevende
H996
van tussen
H6073
de takken.
13
H8248 H8688
Hij drenkt
H2022
de bergen
H5944
uit Zijn opperzalen
H776
; de aarde
H7646 H8799
wordt verzadigd
H6529
van de vrucht
H4639
Uwer werken.
14
H2682
Hij doet het gras
H6779 H8688
uitspruiten
H929
voor de beesten
H6212
, en het kruid
H5656
tot dienst
H120
des mensen
H3899
, doende het brood
H776
uit de aarde
H3318 H8687
voortkomen.
15
H3196
En den wijn
H3824
, die het hart
H582
des mensen
H8055 H8762
verheugt
H6440
, doende het aangezicht
H6670 H8687
blinken
H8081
van olie
H3899
; en het brood
H3824
, dat het hart
H582
des mensen
H5582 H8799
sterkt.
16
H6086
De bomen
H3068
des HEEREN
H7646 H8799
worden verzadigd
H730
, de cederbomen
H3844
van Libanon
H5193 H8804
, die Hij geplant heeft;
17
H6833
Alwaar de vogeltjes
H7077 H8762
nestelen
H2624
; des ooievaars
H1004
huis
H1265
zijn de dennebomen.
18
H1364
De hoge
H2022
bergen
H3277
zijn voor de steenbokken
H5553
; de steenrotsen
H4268
zijn een vertrek
H8227
voor de konijnen.
19
H3394
Hij heeft de maan
H6213 H8804
gemaakt
H4150
tot de gezette tijden
H8121
, de zon
H3045 H8804
weet
H3996
haar ondergang.
20
H7896 H8799
Gij beschikt
H2822
de duisternis
H3915
, en het wordt nacht
H2416
, in denwelken al het gedierte
H3293
des wouds
H7430 H8799
uittreedt:
21
H3715
De jonge leeuwen
H7580 H8802
, briesende
H2964
om een roof
H400
, en om hun spijs
H410
van God
H1245 H8763
te zoeken.
22
H8121
De zon
H2224 H8799
opgaande
H622 H8735
, maken zij zich weg
H7257 H8799
, en liggen neder
H4585
in hun holen.
23
H120
De mens
H3318 H8799
gaat [dan] uit
H6467
tot zijn werk
H5656
, en naar zijn arbeid
H6153
tot den avond toe.
24
H7231 H8804
Hoe groot
H4639
zijn Uw werken
H3068
, o HEERE
H2451
! Gij hebt ze alle met wijsheid
H6213 H8804
gemaakt
H776
; het aardrijk
H4390 H8804
is vol
H7075
van Uw goederen.
25
H3220
Deze zee
H1419
, die groot
H7342
en wijd
H3027
van ruimte
H7431
is, daarin is het wriemelende gedierte
H4557
, en dat zonder getal
H6996
, kleine
H2416
gedierten
H1419
met grote.
26
H1980 H8762
Daar wandelen
H591
de schepen
H3882
, [en] de Leviathan
H3335 H8804
, dien Gij geformeerd hebt
H7832 H8763
, [om] daarin te spelen.
27
H7663 H8762
Zij allen wachten
H400
op U, dat Gij [hun] hun spijze
H5414 H8800
geeft
H6256
te zijner tijd.
28
H5414 H8799
Geeft Gij
H3950 H8799
ze hun, zij vergaderen
H3027
ze; doet Gij Uw hand
H6605 H8799
open
H2896
, zij worden met goed
H7646 H8799
verzadigd.
29
H5641 H8686
Verbergt Gij
H6440
Uw aangezicht
H926 H8735
, zij worden verschrikt
H7307
; neemt Gij hun adem
H622 H8799
weg
H1478 H8799
, zij sterven
H7725 H8799
, en zij keren weder
H6083
tot hun stof.
30
H7971 H8762
Zendt Gij
H7307
Uw Geest
H1254 H8735
uit, zo worden zij geschapen
H2318 H8762
, en Gij vernieuwt
H6440
het gelaat
H127
des aardrijks.
31
H3519
De heerlijkheid
H3068
des HEEREN
H5769
zij tot in der eeuwigheid
H3068
; de HEERE
H8055 H8799
verblijde Zich
H4639
in Zijn werken.
32
H776
Als Hij de aarde
H5027 H8688
aanschouwt
H7460 H8799
, zo beeft zij
H2022
; als Hij de bergen
H5060 H8799
aanroert
H6225 H8799
, zo roken zij.
33
H3068
Ik zal den HEERE
H7891 H8799
zingen
H2416
in mijn leven
H430
; ik zal mijn God
H2167 H8762
psalmzingen
H5750
, terwijl ik nog ben.