Jeremiah 6

DSV_Strongs(i)
  1 H5756 H8685 Vlucht met hopen H1121 , gij kinderen H1144 van Benjamin H7130 ! uit het midden H3389 van Jeruzalem H8628 H8798 , en blaast H7782 de bazuin H8620 te Thekoa H5375 H8798 , en heft H4864 een vuurteken H1021 op te Beth-cherem H8259 H8738 ; want er kijkt H7451 een kwaad H6828 uit van het noorden H1419 , en een grote H7667 breuk.
  2 H1323 Ik heb [wel] de dochter H6726 Sions H5116 bij een schone H6026 H8794 en wellustige H1820 H8804 [vrouw] vergeleken;
  3 H7462 H8802 [Maar] er zullen herders H935 H8799 tot haar komen H5739 met hun kudden H168 ; zij zullen tenten H5439 rondom H8628 H8804 tegen haar opslaan H376 ; zij zullen een iegelijk H3027 zijn ruimte H7462 H8804 afweiden.
  4 H6942 H8761 Heiligt H4421 den krijg H6965 H8798 tegen haar, maakt u op H5927 H8799 , en laat ons optrekken H6672 op den middag H188 ; o, wee H3117 ons! want de dag H6437 H8804 heeft zich gewend H6752 H6153 , want de avondschaduwen H5186 H8735 neigen zich.
  5 H6965 H8798 Maakt u op H5927 H8799 , en laat ons optrekken H3915 in den nacht H759 , en haar paleizen H7843 H8686 verderven!
  6 H559 H8804 Want zo zegt H3068 de HEERE H6635 der heirscharen H3772 H8798 : Houwt H6097 bomen H8210 H8798 af, en werpt H5550 een wal H3389 op tegen Jeruzalem H5892 ; zij is de stad H6485 H8717 , die bezocht zal worden H7130 ; in het midden H6233 van haar is enkel verdrukking.
  7 H953 Gelijk een bornput H4325 zijn water H6979 H8687 opgeeft H6979 H0 , alzo geeft zij H7451 haar boosheid H6979 H8689 op H2555 ; geweld H7701 en verstoring H8085 H8735 wordt in haar gehoord H2483 , weedom H4347 en plaging H8548 is steeds H6440 voor Mijn aangezicht.
  8 H3256 H8734 Laat u tuchtigen H3389 , Jeruzalem H5315 ! opdat Mijn ziel H3363 H8799 niet van u afgetrokken worde H7760 H8799 , opdat Ik u niet stelle H8077 [tot] een woestheid H3427 H8738 , [tot] een onbewoond H776 land.
  9 H559 H8804 Zo zegt H3068 de HEERE H6635 der heirscharen H3478 : Zij zullen Israels H7611 overblijfsel H5953 H8780 vlijtiglijk H5953 H8779 nalezen H1612 , gelijk een wijnstok H7725 H0 ; breng H3027 uw hand H7725 H8685 weder H1219 H8802 , gelijk een wijnlezer H5552 , aan de korven.
  10 H1696 H8762 Tot wie zal ik spreken H5749 H8686 en betuigen H8085 H8799 , dat zij het horen H241 ? Ziet, hun oor H6189 is onbesneden H3201 H8799 , dat zij niet kunnen H7181 H8687 toeluisteren H1697 ; ziet, het woord H3068 des HEEREN H2781 is hun tot een smaad H2654 H8799 , zij hebben geen lust daartoe.
  11 H4392 Daarom ben ik vol H3068 van des HEEREN H2534 grimmigheid H3811 H8738 , ik ben moede geworden H3557 H8687 van inhouden H8210 H8800 ; ik zal ze uitstorten H5768 over de kinderkens H2351 op de straat H5475 , en over de vergadering H970 der jongelingen H3162 te zamen H376 ; want zelfs de man H802 met de vrouw H3920 H8735 zullen gevangen worden H2205 , de oude H4390 H8804 met dien, die vol is H3117 van dagen.
  12 H1004 En hun huizen H5437 H8738 zullen omgewend worden H312 tot anderen H3162 , met te zamen H7704 de akkers H802 en vrouwen H3027 ; want Ik zal Mijn hand H5186 H8686 uitstrekken H3427 H8802 tegen de inwoners H776 dezes lands H5002 H8803 , spreekt H3068 de HEERE.
  13 H6996 Want van hun kleinste H1419 aan tot hun grootste H1214 H8802 toe pleegt H1215 een ieder van hen gierigheid H5030 , en van den profeet H3548 aan tot den priester H6213 H8802 toe bedrijft H8267 een ieder van hen valsheid.
  14 H7495 H8762 En zij genezen H7667 de breuk H1323 H8676 van de dochter H5971 Mijns volks H7043 H8738 op het lichtste H559 H8800 , zeggende H7965 : Vrede H7965 , vrede H7965 ! doch daar is geen vrede.
  15 H3001 H8689 Zijn zij beschaamd H8441 , omdat zij gruwel H6213 H8804 bedreven hebben H1571 ? Ja H954 H8799 , zij schamen zich H954 H8800 in het minste H3045 H8804 niet, weten H1571 ook H3637 H8687 niet van schaamrood te maken H5307 H8799 ; daarom zullen zij vallen H5307 H8802 onder de vallenden H6256 , ten tijde H6485 H8804 als Ik hen bezoeken zal H3782 H8735 , zullen zij struikelen H559 H8804 , zegt H3068 de HEERE.
  16 H559 H8804 Zo zegt H3068 de HEERE H5975 H8798 : Staat H1870 op de wegen H7200 H8799 , en ziet toe H7592 H8798 , en vraagt H5769 naar de oude H5410 paden H2896 , waar toch de goede H1870 weg H3212 H8799 zij, en wandelt H4771 daarin; zo zult gij rust H4672 H8798 vinden H5315 voor uw ziel H559 H8799 ; maar zij zeggen H3212 H8798 : Wij zullen [daarin] niet wandelen.
  17 H6822 H8802 Ik heb ook wachters H6965 H8689 over ulieden gesteld H7181 H8685 , [zeggende]: Luistert H6963 naar het geluid H7782 der bazuin H559 H8799 ; maar zij zeggen H7181 H8686 : Wij zullen niet luisteren.
  18 H8085 H8798 Daarom hoort H1471 , gij heidenen H3045 H8798 ! en verneem H5712 , o gij vergadering! wat onder hen is.
  19 H8085 H8798 Hoor toe H776 , gij aarde H7451 ! Zie, Ik zal een kwaad H935 H8688 brengen H5971 over dit volk H6529 , de vrucht H4284 hunner gedachten H7181 H8689 ; want zij merken H1697 niet op Mijn woorden H8451 , en Mijn wet H3988 H8799 verwerpen zij.
  20 H3828 Waartoe zal dan de wierook H7614 voor Mij uit Scheba H935 H8799 komen H2896 , en de beste H7070 kalmus H4801 uit verren H776 lande H5930 ? Uw brandofferen H7522 zijn [Mij] niet behagelijk H2077 , en uw slachtofferen H6149 H8804 zijn Mij niet zoet.
  21 H559 H8804 Daarom zegt H3068 de HEERE H5971 alzo: Ziet, Ik zal dit volk H4383 allerlei aanstoot H5414 H8802 stellen H3782 H8804 ; en daaraan zullen zich stoten H3162 te zamen H1 vaders H1121 en kinderen H7934 , de nabuur H7453 en zijn metgezel H6 H8804 , en zullen omkomen.
  22 H559 H8804 Zo zegt H3068 de HEERE H935 H8802 : Ziet, er komt H5971 een volk H776 uit het land H6828 van het noorden H1419 , en een grote H1471 natie H5782 H8735 zal opgewekt worden H3411 uit de zijden H776 der aarde.
  23 H7198 Boog H3591 en spies H2388 H8686 zullen zij voeren H394 , het is een wreed H7355 H8762 [volk], en zij zullen niet barmhartig zijn H6963 ; hun stem H1993 H8799 zal bruisen H3220 als de zee H5483 , en op paarden H7392 H8799 zullen zij rijden H6186 H8803 ; het is toegerust H376 , als een man H4421 ten oorlog H1323 tegen u, o dochter H6726 van Sion!
  24 H8089 Wij hebben zijn gerucht H8085 H8804 gehoord H3027 , onze handen H7503 H8804 zijn slap geworden H6869 ; benauwdheid H2388 H8689 heeft ons aangegrepen H2427 , weedom H3205 H8802 als van een barende [vrouw].
  25 H3318 H8799 Gaat niet uit H7704 in het veld H3212 H8799 , noch wandelt H1870 op den weg H341 H8802 ; want des vijands H2719 zwaard H4032 is er, schrik H5439 van rondom!
  26 H1323 O dochter H5971 Mijns volks H2296 H8798 ! gord H8242 een zak H6428 H8690 aan, en wentel u H665 in de as H6213 H8798 , maak u H60 rouw H3173 eens enigen H8563 [zoons], een zeer bitter H4553 misbaar H7703 H8802 ; want de verstoorder H6597 zal ons snellijk H935 H8799 overkomen.
  27 H5971 Ik heb u onder Mijn volk H5414 H8804 gesteld H969 , [tot] een wachttoren H4013 , [tot] een vesting H1870 ; opdat gij hun weg H3045 H8799 zoudt weten H974 H8804 en proeven.
  28 H5493 H8802 Zij zijn allen de afvalligsten H5637 H8802 der afvalligen H1980 H8802 , wandelende H7400 [in] achterklap H5178 ; zij zijn koper H1270 en ijzer H7843 H8688 ; zij zijn altemaal verdervers.
  29 H4647 De blaasbalg H2787 H8738 is verbrand H5777 , het lood H800 H784 is van het vuur H8552 H8804 verteerd H7723 ; te vergeefs H6884 H8800 heeft [de] [smelter] zo vlijtiglijk H6884 H8804 gesmolten H7451 , dewijl de bozen H5423 H8738 niet afgetrokken zijn.
  30 H7121 H8804 Men noemt H3988 H8737 ze een verworpen H3701 zilver H3068 ; want de HEERE H3988 H8804 heeft hen verworpen.