DSV_Strongs(i)
1
H5756 H8685
Vlucht met hopen
H1121
, gij kinderen
H1144
van Benjamin
H7130
! uit het midden
H3389
van Jeruzalem
H8628 H8798
, en blaast
H7782
de bazuin
H8620
te Thekoa
H5375 H8798
, en heft
H4864
een vuurteken
H1021
op te Beth-cherem
H8259 H8738
; want er kijkt
H7451
een kwaad
H6828
uit van het noorden
H1419
, en een grote
H7667
breuk.
2
H1323
Ik heb [wel] de dochter
H6726
Sions
H5116
bij een schone
H6026 H8794
en wellustige
H1820 H8804
[vrouw] vergeleken;
3
H7462 H8802
[Maar] er zullen herders
H935 H8799
tot haar komen
H5739
met hun kudden
H168
; zij zullen tenten
H5439
rondom
H8628 H8804
tegen haar opslaan
H376
; zij zullen een iegelijk
H3027
zijn ruimte
H7462 H8804
afweiden.
4
H6942 H8761
Heiligt
H4421
den krijg
H6965 H8798
tegen haar, maakt u op
H5927 H8799
, en laat ons optrekken
H6672
op den middag
H188
; o, wee
H3117
ons! want de dag
H6437 H8804
heeft zich gewend
H6752 H6153
, want de avondschaduwen
H5186 H8735
neigen zich.
5
H6965 H8798
Maakt u op
H5927 H8799
, en laat ons optrekken
H3915
in den nacht
H759
, en haar paleizen
H7843 H8686
verderven!
6
H559 H8804
Want zo zegt
H3068
de HEERE
H6635
der heirscharen
H3772 H8798
: Houwt
H6097
bomen
H8210 H8798
af, en werpt
H5550
een wal
H3389
op tegen Jeruzalem
H5892
; zij is de stad
H6485 H8717
, die bezocht zal worden
H7130
; in het midden
H6233
van haar is enkel verdrukking.
7
H953
Gelijk een bornput
H4325
zijn water
H6979 H8687
opgeeft
H6979 H0
, alzo geeft zij
H7451
haar boosheid
H6979 H8689
op
H2555
; geweld
H7701
en verstoring
H8085 H8735
wordt in haar gehoord
H2483
, weedom
H4347
en plaging
H8548
is steeds
H6440
voor Mijn aangezicht.
8
H3256 H8734
Laat u tuchtigen
H3389
, Jeruzalem
H5315
! opdat Mijn ziel
H3363 H8799
niet van u afgetrokken worde
H7760 H8799
, opdat Ik u niet stelle
H8077
[tot] een woestheid
H3427 H8738
, [tot] een onbewoond
H776
land.
9
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H6635
der heirscharen
H3478
: Zij zullen Israels
H7611
overblijfsel
H5953 H8780
vlijtiglijk
H5953 H8779
nalezen
H1612
, gelijk een wijnstok
H7725 H0
; breng
H3027
uw hand
H7725 H8685
weder
H1219 H8802
, gelijk een wijnlezer
H5552
, aan de korven.
10
H1696 H8762
Tot wie zal ik spreken
H5749 H8686
en betuigen
H8085 H8799
, dat zij het horen
H241
? Ziet, hun oor
H6189
is onbesneden
H3201 H8799
, dat zij niet kunnen
H7181 H8687
toeluisteren
H1697
; ziet, het woord
H3068
des HEEREN
H2781
is hun tot een smaad
H2654 H8799
, zij hebben geen lust daartoe.
11
H4392
Daarom ben ik vol
H3068
van des HEEREN
H2534
grimmigheid
H3811 H8738
, ik ben moede geworden
H3557 H8687
van inhouden
H8210 H8800
; ik zal ze uitstorten
H5768
over de kinderkens
H2351
op de straat
H5475
, en over de vergadering
H970
der jongelingen
H3162
te zamen
H376
; want zelfs de man
H802
met de vrouw
H3920 H8735
zullen gevangen worden
H2205
, de oude
H4390 H8804
met dien, die vol is
H3117
van dagen.
12
H1004
En hun huizen
H5437 H8738
zullen omgewend worden
H312
tot anderen
H3162
, met te zamen
H7704
de akkers
H802
en vrouwen
H3027
; want Ik zal Mijn hand
H5186 H8686
uitstrekken
H3427 H8802
tegen de inwoners
H776
dezes lands
H5002 H8803
, spreekt
H3068
de HEERE.
13
H6996
Want van hun kleinste
H1419
aan tot hun grootste
H1214 H8802
toe pleegt
H1215
een ieder van hen gierigheid
H5030
, en van den profeet
H3548
aan tot den priester
H6213 H8802
toe bedrijft
H8267
een ieder van hen valsheid.
14
H7495 H8762
En zij genezen
H7667
de breuk
H1323 H8676
van de dochter
H5971
Mijns volks
H7043 H8738
op het lichtste
H559 H8800
, zeggende
H7965
: Vrede
H7965
, vrede
H7965
! doch daar is geen vrede.
15
H3001 H8689
Zijn zij beschaamd
H8441
, omdat zij gruwel
H6213 H8804
bedreven hebben
H1571
? Ja
H954 H8799
, zij schamen zich
H954 H8800
in het minste
H3045 H8804
niet, weten
H1571
ook
H3637 H8687
niet van schaamrood te maken
H5307 H8799
; daarom zullen zij vallen
H5307 H8802
onder de vallenden
H6256
, ten tijde
H6485 H8804
als Ik hen bezoeken zal
H3782 H8735
, zullen zij struikelen
H559 H8804
, zegt
H3068
de HEERE.
16
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H5975 H8798
: Staat
H1870
op de wegen
H7200 H8799
, en ziet toe
H7592 H8798
, en vraagt
H5769
naar de oude
H5410
paden
H2896
, waar toch de goede
H1870
weg
H3212 H8799
zij, en wandelt
H4771
daarin; zo zult gij rust
H4672 H8798
vinden
H5315
voor uw ziel
H559 H8799
; maar zij zeggen
H3212 H8798
: Wij zullen [daarin] niet wandelen.
17
H6822 H8802
Ik heb ook wachters
H6965 H8689
over ulieden gesteld
H7181 H8685
, [zeggende]: Luistert
H6963
naar het geluid
H7782
der bazuin
H559 H8799
; maar zij zeggen
H7181 H8686
: Wij zullen niet luisteren.
18
H8085 H8798
Daarom hoort
H1471
, gij heidenen
H3045 H8798
! en verneem
H5712
, o gij vergadering! wat onder hen is.
19
H8085 H8798
Hoor toe
H776
, gij aarde
H7451
! Zie, Ik zal een kwaad
H935 H8688
brengen
H5971
over dit volk
H6529
, de vrucht
H4284
hunner gedachten
H7181 H8689
; want zij merken
H1697
niet op Mijn woorden
H8451
, en Mijn wet
H3988 H8799
verwerpen zij.
20
H3828
Waartoe zal dan de wierook
H7614
voor Mij uit Scheba
H935 H8799
komen
H2896
, en de beste
H7070
kalmus
H4801
uit verren
H776
lande
H5930
? Uw brandofferen
H7522
zijn [Mij] niet behagelijk
H2077
, en uw slachtofferen
H6149 H8804
zijn Mij niet zoet.
21
H559 H8804
Daarom zegt
H3068
de HEERE
H5971
alzo: Ziet, Ik zal dit volk
H4383
allerlei aanstoot
H5414 H8802
stellen
H3782 H8804
; en daaraan zullen zich stoten
H3162
te zamen
H1
vaders
H1121
en kinderen
H7934
, de nabuur
H7453
en zijn metgezel
H6 H8804
, en zullen omkomen.
22
H559 H8804
Zo zegt
H3068
de HEERE
H935 H8802
: Ziet, er komt
H5971
een volk
H776
uit het land
H6828
van het noorden
H1419
, en een grote
H1471
natie
H5782 H8735
zal opgewekt worden
H3411
uit de zijden
H776
der aarde.
23
H7198
Boog
H3591
en spies
H2388 H8686
zullen zij voeren
H394
, het is een wreed
H7355 H8762
[volk], en zij zullen niet barmhartig zijn
H6963
; hun stem
H1993 H8799
zal bruisen
H3220
als de zee
H5483
, en op paarden
H7392 H8799
zullen zij rijden
H6186 H8803
; het is toegerust
H376
, als een man
H4421
ten oorlog
H1323
tegen u, o dochter
H6726
van Sion!
24
H8089
Wij hebben zijn gerucht
H8085 H8804
gehoord
H3027
, onze handen
H7503 H8804
zijn slap geworden
H6869
; benauwdheid
H2388 H8689
heeft ons aangegrepen
H2427
, weedom
H3205 H8802
als van een barende [vrouw].
25
H3318 H8799
Gaat niet uit
H7704
in het veld
H3212 H8799
, noch wandelt
H1870
op den weg
H341 H8802
; want des vijands
H2719
zwaard
H4032
is er, schrik
H5439
van rondom!
26
H1323
O dochter
H5971
Mijns volks
H2296 H8798
! gord
H8242
een zak
H6428 H8690
aan, en wentel u
H665
in de as
H6213 H8798
, maak u
H60
rouw
H3173
eens enigen
H8563
[zoons], een zeer bitter
H4553
misbaar
H7703 H8802
; want de verstoorder
H6597
zal ons snellijk
H935 H8799
overkomen.
27
H5971
Ik heb u onder Mijn volk
H5414 H8804
gesteld
H969
, [tot] een wachttoren
H4013
, [tot] een vesting
H1870
; opdat gij hun weg
H3045 H8799
zoudt weten
H974 H8804
en proeven.
28
H5493 H8802
Zij zijn allen de afvalligsten
H5637 H8802
der afvalligen
H1980 H8802
, wandelende
H7400
[in] achterklap
H5178
; zij zijn koper
H1270
en ijzer
H7843 H8688
; zij zijn altemaal verdervers.